Tim Wolvetang fietst deze maand van Carlsbad (Californië) naar Central Park in New York. Bijna 30 dagen lang, gemiddeld ruim 200 kilometer per dag en dan hebben we het nog niet eens over de hoogtemeters die hij onderweg zal afleggen. Helemaal alleen en dan ook nog eens voor het goede doel. De komende maand vind je hier één keer per week – in blogvorm – een samenvatting van zijn avonturen en alles dat hij onderweg meemaakt. En natuurlijk trekt hij daarbij parallellen naar de triathlonwereld. Zijn avontuur is nu twee weken onderweg. Eerder kon je zijn eerste, tweede en derde blog al lezen.
,,Hoelang duurt dit nog?!” Dat is een vraag die iedere dag door mijn hoofd gaat. Over het algemeen gaat het over de dag zelf, maar ergens ook over de hele reis. Ondertussen is dag 21 geweest en heb ik meer dan 4200 kilometer gereden. Niet slecht dus. Lang niet slecht. Per dag betekent dat dus gemiddeld 200 kilometer, iets meer dan de standaard Long Distance afstand. Gek genoeg kan die afstand lang duren maar snel voorbij gaan, maar soms ook andersom. En waar denk je aan tijdens die uren op de fiets? Iets waar iedere triatleet die een LD triathlon doet wel eens bij stilstaat. Bij mij is het antwoord vrij simpel: ik denk aan eten, altijd en overal. Niet alleen wát, maar ook wanneer. Soms kan het wel 100 kilometer duren voor je iets tegenkomt en als je dan een hongerklop krijgt, duurt ‘ie heel, heel lang.
(tekst gaat verder onder de foto)
Gelukkig ben ik nu in dichterbevolkt gebied, waardoor ik me daar nu even geen zorgen meer over hoef te maken. De vraag is nu eerder: doe ik McDonalds, Burger King, Wendy’s, Arby’s, KFC, of toch wat anders? Ik blijf het liefst bij fastfood: ik heb namelijk niet de tijd om twee keer per dag een uur in een restaurant te gaan zitten. Bij een aid station ben ik tenslotte ook zo snel mogelijk weer weg, althans, ik heb nog nooit iemand daar een koffie zien bestellen inclusief koekje. Daarnaast is fastfood vooral ‘fat’ food en dat vet heb ik nodig, want ik rijd vooral in de lage zones waarin je voornamelijk vet verbrandt. Koolhydraten heb ik ook nodig. Daar begint het ineens weer verdacht veel op triathlon te lijken, want die haal ik voornamelijk uit sportdrank gedurende de dag. Ieder benzinestation verkoopt hier literflessen Gatorade, nou ja, 946 milliliter (dat is gek, de liters zijn dan weer kleiner in de States). Daarnaast is en blijft Haribo favoriet voor onderweg, eigenlijk net als tijdens de triathlons die ik doe.
(tekst gaat verder onder de foto)
Maar waar denk ik eigenlijk aan wanneer ik niet met eten bezig ben? De wegen zijn nog altijd heel lang rechtdoor (soort Challenge Almere), dus met de route hoef ik niet zo druk te zijn. Toch is het af en toe best lastig om de dag door te komen. Soms duurt een uur heel lang. Om bezig te blijven probeer ik de rit zoveel mogelijk in stukjes op te delen. Voor mij zijn belangrijke momenten wanneer ik 100 kilometer heb gereden en wanneer ik nog 100 kilometer moet. Meestal liggen deze momenten dicht bij elkaar, gezien ik vaak iets meer dan 200 kilometer doe. Wat me daarnaast motiveert is om op mijn Wahoo fietscomputer de steden dichterbij te zien komen. Eerst zoom ik zo ver mogelijk uit, waar iedere centimeter circa 10 kilometer is, waneer de stad dan halverwege mijn schermpje is gezakt, zoom ik in. Iedere centimeter is nu circa 5 kilometer en de stad staat weer boven in het scherm, maar komt nu twee keer zo snel dichtbij. Dat herhaal ik daarna nog twee keer. De. verveling heeft ernstige vormen aangenomen. Maar dat krijg je als je al bijna 2000 kilometer tussen de maisvelden rijd. Gelukkig komen de Appalachen snel dichterbij.
(tekst gaat verder onder de foto)
Wat me nog meer bezig houdt? De plaatsnamen, want die kunnen echt hilarisch zijn. Uiteraard zijn er de dubbele namen, in iedere staat ligt wel een Paris bijvoorbeeld. Of een Frankfort (blijkbaar gaat er weleens iets mis in de vertaling). Het hoogtepunt was het plaatsje Gratis. Alles was er Gratis, maar niets voor niets.
(tekst gaat verder onder de foto)
Een ding dat mij wel opvalt aan het verkeer is dat de agressie waarmee mensen rijden rondom de steden, opvallend is. Je zou verwachten dat mensen, op een plek waar ze van alle gemakken en luxe voorzien zijn, meer ontspannen zouden zijn en de 10 seconden die het soms kost om een fietser in te halen makkelijk kunnen missen. Niks blijkt minder waar. Hoe meer afgelegen het gebied en hoe harder de bevolking voor overleving moet vechten, hoe vriendelijker men rijdt. En groet zelfs. Iets wat je helaas ook in Nederland ziet. Blijkbaar zijn sommige mensen zo gestresst dat ze een 16 jarig meisje dat vrijwilligerswerk doet bij een triathlon bewusteloos slaan om bij hun visstek te komen. Want vissen is ontspannend. Sommige mensen hebben die ontspanning blijkbaar erg hard nodig en gek genoeg zijn dat opvallend vaak de mensen die in de grootste luxe leven.