Terwijl half Nederland vorige week op zoek ging naar ijs dat sterk genoeg was om op te schaatsen, zocht triatleet Carlo Pappot juist naar water dat nog in volledig vloeibare toestand verkeerde. Gelukkig wist hij dat te vinden en zo kon de fervent koudwaterzwemmer ook in de vrieskou nog zijn meters maken. Terwijl de beelden er extreem uitzien, viel het Pappot eigenlijk alles mee: “Het was wel koud natuurlijk, maar in het water is het warmer dan daarboven. Boven het water vroor het en het water zelf was zo’n drie graden.”
Al is ‘warm’ natuurlijk een relatief begrip is, Pappot is ondertussen ook wel wat gewend. Zo spraken we de triatleet vorig jaar al eens uitgebreid over in de wintertijd zwemmen in buitenwater. Ondertussen heeft hij de nodige ervaring opgedaan en ontdekt wat voor hem het beste werkt. “Ik heb inmiddels wel geleerd dat je voor een goede ‘boost’ niet onwijs lang hoeft te zwemmen. Toen we (Pappot zwemt vaak samen met zijn dochter en Bert van Rossum, red.) vorig jaar begonnen, gingen we steeds veel te lang. Dan kreeg je elke keer zo’n vervelende ‘afterdrop’. Je bloed trekt in dat koude water uit je handen, voeten en benen, en gaat meer naar je essentiële organen”, legt Pappot uit. “Op het moment dat je uit het water komt, gaat het bloed weer stromen. Dan komt ook dat koude bloed weer in de rest van je lichaam en zo koel je alsnog af. Een afterdrop noemen ze dat.”
Nadat Pappot een paar keer flink last kreeg van dit verschijnsel, kwam hij tot de conclusie dat hij te lang in het water bleef. “Ik heb een paar keer gehad dat ik er echt misselijk van werd; dat je zelfs op het punt staat om over te geven. Toen zwom ik 20 tot 30 minuten. Ik heb nu ontdekt dat je met 10 tot 15 minuten ook koude ‘klauwen’ en voeten hebt, maar dat je weer sneller op temperatuur bent en je je daardoor niet beroerd gaat voelen.”
Al kun je het van schaatsen ook koud krijgen, ziet Pappot zichzelf niet zo graag op de ijzers staan. “Schaatsen is niet mijn ding”, vertelt hij met een lach. “Ik was er vroeger ook al geen ster in. Ik kan er wel van genieten als ik mensen op het ijs zie staan, maar ik waag mij er niet meer aan.” De schaatsen bleven dus in het vet en Pappot ging op zoek naar een onbevroren plas. “Ik was op maandag en dinsdag – die week voor de vorst – nog gaan zwemmen in Vinkeveen, zonder wetsuit en met mijn dochter. Toen wilde ik donderdag nog gaan met Bert, maar belde hij mij op om te zeggen dat de plas dicht lag.”
Tekst gaat verder onder afbeelding
Pappot kon haast niet geloven dat er zo snel een laag ijs op het diepe water was verschenen. “Maar er lag inderdaad een halve centimeter ijs op.” Al breek je een halve centimeter ijs zo stuk, besloot Pappot dat hij maar beter niet te water kon gaan. “Dat is zo scherp. En ik zag al berichten van mensen met snijwonden voorbij komen.” Even leek het erop dat hij het zwemmen zou moeten staken tot na de vorstperiode, maar uiteindelijk kon Pappot op zaterdag – misschien wel de beste schaatsdag – alsnog zwemmen in Vinkeveen. “Er werd overal volop geschaatst dus ik dacht dat het ijs dikker zou zijn ondertussen, maar het was helemaal weg. Kennelijk was er toch wat stroming ontstaan.” Terwijl mensen slechts 300 meter verderop op het ijs stonden, dook Pappot dus de plas in.
Dat gaat Pappot eigenlijk steeds makkelijk af. “Het onder controle houden van de ademhaling is al een standaard ding geworden, omdat je daar getraind in raakt. Ik stap er nu ook makkelijker in. Ik stap het trappetje af, weet dat ik er even door moet en ga dan gewoon. Dat is niet meer zo’n punt. En zonder wetsuit hebben we het over korte afstanden, maar ik zwem ook nog eens per week met wetsuit zo’n anderhalve kilometer. Dat is prima te doen.”
Overigens doet Pappot dat nooit alleen en aangezien de temperatuur nu extra laag ligt, loopt iemand vanaf de kant mee. “Dan gaan we om de beurt zwemmen en kan één van ons meelopen en de ander vanaf de kant in de gaten houden. Mocht je slagfrequentie lager worden, kan diegene even controleren of er wat aan de hand is en of alles nog goed gaat. Je kunt daar dicht langs de kant zwemmen dus ook snel via een trappetje eruit klimmen.” Al is dat eigenlijk nog nooit nodig geweest, is dat een fijn idee, vertelt Pappot.