We komen aan het einde van het absoluut onvolledig maar voor de rest dan weer totaal persoonlijk jaaroverzicht van yours truely. In dit voorlaatste deel Wil ik het met u hebben over het meest persoonlijke, het zwaarste maar ook mooiste moment van 2012.
2 – Ik, triatleet
Jarenlang werd ik er zelf op aangesproken. “Wanneer ga jij ooit eens een triatlon doen?”. Op 8 juli 2012 was het zover. Dankzij de logistieke steun van Joris Sels, de mentale support van Caroline en de sportieve stress van een leger facebookvrienden die eigenlijk vroeger dan nodig van mijn sportieve uitspattingen op de hoogte werden gebracht, stond ik aan de start van mijn allereerste triatlon ooit.
Nu ik een fiets had (zie deel 10 van het jaaroverzicht), heb ik met Joris eind 2011 een deal gemaakt dat ik zou meedoen aan een triatlon. Eerst hadden we Geel uitgekozen, maar dat was logistiek niet haalbaar. Vervolgens was het op de drukke kalender zoeken, maar toen de Memorial Benny Vansteelant wegviel, kwam er ruimte om in Vilvoorde aan de start te komen. Ik moest wel een compromis sluiten met de organisatie. Ik zou bij de kwarttriatlon als speaker aan de slag gaan, mijn pa zou micro-gewijs mijn triatlondebuut tijdens de 1/8ste triatlon begeleiden.
Ik had specifiek voor Vilvoorde gekozen omdat het zwemmen volgens de web site slechts 400 meter zou zijn. Pas op minder dan twee maanden voor de wedstrijd lag ik voor het eerst in het zwembad, eerst korte baantjes trekken in het binnenbad van Mol, nadien tijdens de eerste warme dagen van het jaar in het olympisch buitenbad. Met mijn onnavolgbare crawlstijl (of iets wat daar moet op lijken) was ik er in geslaagd om een week voor de wedstrijd 250 meter aan één stuk te zwemmen. Dat zou voldoende moeten zijn om op wedstrijddag 400 meter te halen. Groot was dan ook mijn verbazing toen ik in de briefing te lezen kreeg dat het zwemmen 500 meter ver was.
De schrik sloeg me rond het hart en na een paar nerveuze telefoontjes was het duidelijk. Ik zou op 8 juli twee keer zo hard mijn best moeten doen. Mijn enige hoop was mijn wetsuit, dan zou ik alvast gemakkelijker blijven drijven. Voor velen was het gelukkig lekker weer geweest, maar dat betekende ook dat het risico, mijn risico, op warm water hoog zou zijn. Twee uur voor de start gaf hoofdscheidsrechter Thierry mij het verlossende bericht. Het water was net niet warm genoeg en dus werd het dragen van een wetsuit toegestaan.
Na de twee langste uren uit mijn leven, gevuld met zenuwen, pure angst, flinke goesting en een mix van alle drie, was ik er klaar voor. De vrouwen mochten eerst starten en wij mannen moesten tien minuten wachten om van start te gaan. Ik ging samen met een paar andere debutanten het water in, nadat ik hen hoorde afspreken om achteraan te starten. Prima gezelschap voor een zenuwpees als ikzelf. Het startschot sneed door merg en been . Ik wachtte een paar tellen en toen ik voldoende ruimte had, begon ik eraan. Alle zenuwen waren weg en ik voelde me zelfs goed. Ik zat lekker in mijn ritme en bevond me ergens midden in het veld, maar vlakbij de eerste boei ervaarde ik voor het eerst wat zoveel triatleten me al verteld hebben.
Het wasmachine-effect van een aantal zwemmers die letterlijk over me heen gingen was verschrikkend en ik kwam compleet stil te liggen. Na 100 meter zat ik in de achterste regionen en toen ik na 200 meter de start en finish in de gaten kreeg, zwommen er nog een drietal atleten achter mij. De moed zonk me in de schoenen, mijn longen zochten tevergeefs naar extra zuurstof en mijn armen voelden een paar kilo te zwaar aan. Even twijfelde ik om rechtdoor te zwemmen, maar ik dacht aan een slogan van een paar jaar geleden op één van mijn vele triatlon t-shirts: “Pain is temporary, pride is forever”. En dus rondde ik opnieuw de boei en zette door, met de moed der wanhoop.
De duikers en surfers rond me begonnen zich, waarschijnlijk terecht, zorgen te maken of ik niet zou verdrinken, maar met enige adempauzes slaagde ik er wel in om zowat de hele afstand crawl, of toch mijn variant daarvan, te zwemmen. Na 500 meter was mijn lijdensweg ten einde. Als allerlaatste stapte ik na 20 minuten uit het water. Hoewel, stappen was niet het juiste woord. Ik zwalpte naar mijn fiets en was even helemaal van de wereld. Draaierig zette ik me neer, ontdeed me, met wat vriendelijke hulp, van mijn wetsuit, besteeg mijn Gianni Motta en begon in mijn ZeroD tri-suit aan de 20 km fietsen.
Mijn beproeving was verre van over, want al na enkele meters kreeg ik een hagelbui over me heen als was het putteke winter. Het zou een aantal atleten, waaronder mijn kopman Selske, in de problemen brengen op het gladde parcours. Ik deed voorzichtig. Vooraf had ik afgesproken met de Karhu ploeggenoten dat ik zo veel mogelijk kop zou trekken voor hen, maar ik ben er geen één tegengekomen onderweg, alleen in tegenovergestelde richting. Ik fietste dan ook helemaal alleen in laatste positie. Een atleet die een ronde te veel fietste, sloot in de slotkilometers aan en we losten elkaar een paar keer af. In de laatste kilometer gleed ik bijna weg en moest ik hem even laten gaan, maar dat zou ik niet laten gebeuren. Ik zou niet als laatste de wisselzone binnenkomen.
Na het fietsonderdeel had ik met mezelf kort overlegd en was ik tot het besluit gekomen om niet te snel beginnen te lopen. Doseren is alles in triatlon. Hoe vaak heb ik het zelf niet verteld door de micro aan de supporters. Maar daar stond ik, op de Markt in Vilvoorde. Mijn bloedeigen vader schreeuwde me door de micro vooruit, langs de kant veel bekenden die me aanmoedigden. En dus ging het vooruit, veel te snel. Na twee bochten stond ik met krampen stil. Doorgaan, Hans, besloot ik en vervolgens werd het een goede vier kilometer afzien. Pas in de allerlaatste kilometer dacht ik niet meer aan afzien, krampen, zuurstofgebrek, uren van training, “Zot”, “Waar ben je aan begonnen”… Nee, het enige wat ik nog kon denken was “Ik ga het hem doen, ik ga finishen in een triatlon.”
Ik kan het gevoel nauwelijks beschrijven om de laatste meters te overbruggen en me over de streep te gooien. Letterlijk, want nadien was het op. Het vat was helemaal leeg. Al smaakte het blik Finse Karhu-bier dat Caroline voor me klaar had gezet als godendrank.
Ik, triatleet… Een ongelofelijke ervaring. Nu weet ik wat al die atleten meemaken, wat ze voelen aan die finish, de bekroning van alle trainingsarbeid. Mijn respect is er nog groter op geworden. En het gekke is, dit smaakt absoluut naar meer.
In dit jaaroverzicht stonden al veel mooie wedstrijdmomenten, maar mijn eerste keer… ik kan er niet omheen, dat verdiende een tweede plaats.
Morgen ligt de lat nog net iets hoger. In de slotaflevering van mijn jaaroverzicht volgt het orgelpunt van het seizoen 2012.
Morgen deel 10, met op 1: Pakt er nog eentje.