Sofie Hooghe (24) wil een startplaats voor de Olympische Spelen 2016 afdwingen. De West-Vlaamse triatlete begint zaterdag haar puntenjacht in Abu Dhabi. Een top 20-plaats zou haar definitief op koers richting Rio de Janeiro zetten. 3athlon.nl sprak uitgebreid met Hooghe die de komende twee jaren volledig voor haar sport kiest.
Geprikkeld door haar oudere zus Sara zette Sofie Hooghe op elfjarige leeftijd haar eerste stapjes in de triatlonsport. De atlete uit het West-Vlaamse Heestert blijkt al snel een rastalent te zijn. Daarom kiest ze drie jaar later voor een opleiding in de Topsportschool. Die beslissing legt haar geen windeieren: in 2008 laat ze voor het eerst echt van zich spreken: ze wordt niet alleen Belgisch kampioene bij de jeugd A, maar eindigt ook als zesde op het EK voor juniores.
Twee jaar later verovert Hooghe in diezelfde leeftijdscategorie de wereldtitel duatlon. De echte doorbraak komt er in 2011, wanneer ze zich als eerstejaarsbelofte meteen tot Belgisch kampioene triatlon bij de elite kroont door niemand minder dan Joke Coysman in het afsluitende looponderdeel het nakijken te geven. Bovendien sprint ze in het Spaanse Gijon naar een zilveren medaille op het wereldkampioenschap U23 duatlon.
De verwachtingen in het Olympische jaar 2012 zijn dan ook hooggespannen. Hooghe kan die niet helemaal inlossen, omdat ze even tijd nodig heeft om op internationaal niveau de overgang van de sprinttriatlon naar de Olympische afstand volledig te verteren. Even raakt de West-Vlaamse het plezier in de triatlonsport kwijt. Toch bijt ze door en eind 2013 wordt ze met een elfde plaats op het wereldkampioenschap voor beloften in Londen beloond.
Vorig seizoen plaatste Hooghe zich opnieuw vol in de schijnwerpers. In juli en augustus boekt ze het ene succes na het andere. Met de beloftenploeg finisht ze als derde in de Mixed Relay op het Europees kampioenschap in het Russische Penza, snelt ze ook individueel naar brons en loopt ze oppermachtig naar de Belgische titel op de kwarttriatlon in Kortrijk. Een hoogtestage in het Franse Font-Romeu moet haar topvorm consolideren, maar het verwachte trainingsrendement komt er niet. Ondanks een minder najaar mag Hooghe op de beurs Triathlon World de trofee van ‘Belofte van het jaar’ in ontvangst nemen.
2014 was voor jou een jaar met gemengde gevoelens. Welk moment tovert vandaag nog altijd een glimlach op je gezicht als je eraan terugdenkt?
“Het Europees beloftenkampioenschap in Rusland springt er zonder twijfel bovenuit. Het was leuk om als laatstejaarsbelofte toch nog een medaille te behalen. Een paar weken na het EK vertrok ik dan voor de eerste keer op hoogtestage naar Font-Romeu om mijn goede conditie vast te houden en er de basis voor een goed najaar te leggen.”
Maar daar liep het eigenlijk mis.
“Inderdaad, ik had er heel goed getraind en voelde me ook uitstekend, maar toen ik terugkwam, bleef het verwachte effect uit. Integendeel, mijn vormpeil was slechter dan voor ik op hoogtestage vertrok. Op de wereldbeker in Hongarije was het echt heel slecht. Ik hoopte op beterschap tijdens het WK in Edmonton, maar ook daar was het niet goed. Mentaal waren die mindere prestaties moeilijk te verteren, omdat ik mij perfect voorbereid had, maar die arbeid in de wedstrijden niet rendeerde.”
Hoe kijk je nu in het algemeen op het voorbije jaar terug?
“Ik ben op zich erg tevreden van mijn prestaties in de beloftencategorie, maar op eliteniveau waren ze onvoldoende en ondermaats. Natuurlijk ben ik blij dat ik in Kortrijk het Belgisch kampioenschap won, hoewel Katrien (Verstuyft, red.) en Claire (Michel, red.) niet aan de start stonden. Ik moest het toch nog maar altijd doen en ik ben trots dat ik erin geslaagd ben te winnen.”
Zonder die hoogtestage had je najaar er waarschijnlijk helemaal anders uitgezien. Dat verblijf in Font-Romeu bleek uiteindelijk een negatief effect te hebben. Ben je op zoek gegaan naar de oorzaken van die mislukte hoogtestage?
“Ja, ik ben bij verschillende mensen, waaronder Frederik Van Lierde, mijn oor te luisteren gaan leggen. Eigenlijk had ik voor mijn vertrek naar Font-Romeu al gepiekt en ik denk dat ik te vroeg nogmaals heb willen pieken, waardoor ik het trainingseffect gemist heb. Misschien zou het ook beter zijn, mocht ik op hoogte slapen en op zeeniveau trainen. Er zijn verschillende oplossingen, maar momenteel neem ik niet opnieuw het risico om op hoogtestage te gaan. Ik wil eerst zeker weten wat goed voor mijn lichaam is. Ik wil niet nog eens dezelfde fout maken.”
Geen hoogtestage in 2015, dus.
“Nee. (lacht) Ik probeer de stages over het algemeen nogal te beperken. Met het geld dat ik van de federatie krijg, betaal ik mijn wedstrijden en trainers. Ook afgelopen winter ben ik niet naar het zuiden vertrokken. Het zal aanpassen worden, wanneer ik in Abu Dhabi plots met 35 graden Celsius geconfronteerd zal worden.”
Dit weekend begint in Abu Dhabi de puntenjacht voor een Olympisch ticket in 2016. Hoe schat je jouw kansen op een selectie voor Rio de Janeiro zelf in?
“Momenteel sta ik niet zo goed op de Olympische ranking, maar als ik een paar mooie resultaten kan behalen, dan ben ik vertrokken en kan ik in de kortste keren op dezelfde lijn staan als andere atletes die naar Rio toewerken. De acht beste landen op de rangschikking mogen drie atletes naar de Olympische Spelen sturen. Momenteel zijn er twee beter. Ik moet er dus vooral voor zorgen dat ik in de top 40 van de ranking sta. Ik ben 400% gemotiveerd. Ik heb niets te verliezen, aangezien ik op dit moment nog geen ticket in handen heb.”
De WTS-serie in Abu Dhabi wordt jouw eerste wedstrijd van het seizoen. Daarna vlieg je naar Nieuw-Zeeland, waar je aan de wereldbeker in New Plymouth en WTS-serie in Auckland deelneemt. Met welke ereplaats in het achterhoofd sta je daar aan de start?
“Zowel in de WTS-series als de wereldbeker ga ik voor een top 20-plaats. Eigenlijk moet ik in de wereldbekerwedstrijden zelfs nog beter kunnen doen, aangezien daar iets minder sterke atletes op de deelnemerslijst staan, maar ik wil dus sowieso een plekje bij de beste twintig.”
Je komt ook niet langer in de beloftencategorie uit. Brengt dat extra druk met zich mee?
“Ik kom vooral tot de vaststelling dat ik oud aan het worden ben.” (lacht) “Goh, extra druk? Het maakt niet uit of ik 24 of 30 jaar oud ben: ik moet de limiet halen om naar de Olympische Spelen te gaan. Het heeft geen zin om te zeggen dat ik nog zo jong ben. Ik moet het gewoon nu doen. Natuurlijk brengt het stress met zich mee, maar ik doe mijn sport graag. Alleen weet ik niet of ik het nog allemaal kan opbrengen als ik mijn doelstelling niet behaal. Dan begin ik mij misschien wel vragen over mijn toekomst te stellen. In elk geval, ik ga ervoor!”
Zopas ben je als bachelor in de accountancy en fiscaliteit afgestudeerd. Je zet nu alles in op de Olympische Spelen 2016. Momenteel wel zonder profcontract.
“Dat klopt, ik ben eigenlijk prof, maar verdien niets. Ik ga niet werken, omdat de combinatie met triatlon bijna onmogelijk is. Ik vind dat enigszins jammer, want ik leef op kosten van mijn papa. Op mijn 24ste zou ik graag wat zelfstandiger zijn, zodat ik ook zelf bepaalde dingen kan kopen die ik wil. Ik zou bovendien liever ergens iets opzij kunnen zetten voor wanneer ik echt aan mijn toekomst zal moeten denken. Sowieso wil ik later mijn diploma accountancy en fiscaliteit benutten..”
Probeer je nog een profcontract te bemachtigen?
“Als ik in de WTS-series enkele mooie ereplaatsen behaal, in de top 8 op het Europees kampioenschap of top 16 op het Wereldkampioenschap eindig, dan voldoe ik normaal gezien aan de limieten voor een Bloso-contract. Natuurlijk ga ik daarvoor. Lukt het niet, dan mag ik normaal gezien wel nog een jaartje op de kosten van mijn papa leven. Ik denk zelfs twee jaren.”
Op jouw wedstrijdplanning staan voorlopig alleen buitenlandse wedstrijden. Zien we jou dit jaar ook nog in Belgische triatlons?
“Mijn team (Leie Triathlon Team Latem, red.) hoort het niet zo graag, maar als alles goed verloopt, zal ik in geen enkele Belgische wedstrijd starten. Het hangt vooral af van hoe ik in maart zal presteren. Op mijn website heb ik nog niet mijn volledige planning vrijgegeven, hoewel die al opgesteld is. Niks is namelijk zeker. Ik moet in de eerste drie wedstrijden van het seizoen scoren. Als dat lukt, werk ik mijn programma zoals voorzien af. Haal ik de limieten niet, dan moet ik mijn programma waarschijnlijk herzien en zal ik misschien wél in België te zien zijn. Het is ook jammer dat het Belgisch kampioenschap dit jaar een beetje slecht op de kalender valt.”
Sinds 2014 kom je dus in de kleuren van het Leie Triathlon Team Latem (LTTL) uit. Hoe is die overstap meegevallen?
“Heel goed, eigenlijk. Het boegbeeld van LTTL is natuurlijk Frederik Van Lierde: de ploeg is rond hem opgebouwd. Wij hebben het geluk dat Frederik zijn ervaring en sponsors met ons deelt. Het team steunt me in elk geval volledig. Onlangs heb ik dankzij voorzitter Christiaan Roels van hoofdsponsor Oil Service bij een garage in de buurt een eigen auto gekregen. De hele omkadering helpt me overal waar het kan en dat is vanzelfsprekend heel fijn.”
Viel het afscheid bij jouw lokale club No Limit Team (NLT) je niet zwaar?
“Aangezien ik tijdens de week vooral in Leuven – eerst met de Topsportschool, nadien met het project van de federatie – trainde, had ik geen echte coach bij NLT. Ik heb in elk geval heel mooie jaren bij de ploeg achter de rug. De sfeer was top en alle trainingsfaciliteiten waren op enkele meters van mij thuis. Ik hoefde bijvoorbeeld maar vijf minuten naar het zwembad te rijden. Ik denk evenwel dat ik de stap naar Latem moest zetten om mij in de toekomst verder te ontwikkelen. Zowel financieel als materieel kan LTTL mij meer bieden dan NLT.”
Eind 2014 heb je ook jouw entourage grondig dooreengeschud.
“Het was altijd mijn bedoeling om na mijn studies naar Heestert (in West-Vlaanderen, red.) terug te keren. Toen ik in Leuven verbleef, was Kurt Lobbestael uit Kapelle-Op-Den-Bos mijn trainer. Ik ben echter iemand die een coach dicht bij mij wil. Ik wil zeker om de drie dagen eens weten hoe en wat. Ik moet mijn trainer face-to-face kunnen zien en hij moet me op de trainingen persoonlijk kunnen bijsturen. Met Kurt zou dat onmogelijk geweest zijn.”
Dus heb je in jouw vertrouwde omgeving naar nieuwe begeleiders gezocht.
“Inderdaad, zo heb ik met Kurt Herreman nu een zwemtrainer die effectief als coach bij een zwemclub werkt. Michel Ramboer begeleidt me dan weer voor het fietsen en lopen. Net zoals Kurt Lobbestael is hij een echte toptrainer. Voor functionele krachttrainingen reken ik op Egwin Ponette van Preventielab. Ten slotte kan ik bij Stijn Vandevelde terecht, wanneer het mentaal iets minder goed zit. Hij is geen gediplomeerde trainer, maar een pure vertrouwenspersoon. Hij komt zelf uit de atletiekwereld, dus weet wat topsport is.”
Kortom, een totaal vernieuwde aanpak met het oog op Rio 2016.
“Mijn trainingen zijn toch veranderd, ja. Kurt (Herreman, red.) heeft als trainer A veel ervaring in de zwemsport. Dat voel ik tijdens de trainingen: ik moet veel meer setjes zwemmen dan vroeger. Daarnaast zijn mijn trainingsvolumes in het fietsen en lopen ook de hoogte in gegaan. Tijdens mijn topweken loop ik nu ongeveer 70 kilometer. Ik voel me thuis ten slotte gewoon veel beter dan in Leuven. Dat is zeker geen verwijt en ik het bedoel het absoluut niet slecht, maar ik ben nu eenmaal een familiemens. In Leuven zat ik alleen, in West-Vlaanderen niet. Daar profiteert ook mijn geest van.”