Biep biep, daar gaat de eerste wekker. Who the f*** krijgt het in zijn hoofd om 5uur voor de wedstrijd op te staan. Het is 1u ’s morgens, ik ben eindelijk in slaap gesukkeld en al terug wakker. Als ik er uiteindelijk in slaag weer in te dommelen, rinkelt amper een uur later de volgende wekker. Oké, in het ideale geval eet je 2 tot 3u voor de wedstrijd, maar toch niet midden in de nacht. Welk groot licht heeft dat die Amerikanen wijs gemaakt?

Tegen 3uur sta ik eindelijk op, getergd door ontieglijk vroeg geweld. Er zijn zo van die dagen dat je bij het ontwaken weet, dit wordt een snertdag, hoera, deze was er een toonbeeld van.

De ontbijtzaal is haast leeg, merkwaardig. Ik eet een half brood, de helft tegen mijn zin met confituur, de andere helft geroosterd met nutella en banaan (zalig!). Ik twijfel even over een kom granen en musli, melk brengt mijn darmen immers in de war, maar ik heb energie nodig en het smaakt. Als dessert nog enkele geïmporteerde pannenkoeken en we zijn klaar voor de strijd.

Tijd zat en ik probeer terug in mijn bed te kruipen. De gang is nagenoeg leeg en er is eindelijk wat rust. Slapen lukt niet meer maar het zegt me meer dan zenuwachtig staan doen in de startzone. Iets voor 5u doe ik mijn sportkleren aan, zoek chip, wetsuit, zwembril&muts en tape voor mijn ultieme fietsbricolage en ga de familie Vandermersch opzoeken.
We zijn laat en de file op de baan valt betrekkelijk mee. Die aan de toiletten daarentegen is hopeloos. Als ik eindelijk tot halfweg ben opgeschoven, hoor ik omroepen dat de pro’s aan de start worden verwacht. Ik moet mijn fiets nog checken, bidonhouder herstellen, wetsuit aandoen en witte zak wegbrengen. Vlug een pilletje immodium dan maar en hopen dat de darmen daarmee voor enkele uren lam liggen, Frederik is loopjongen van dienst voor de kleding en de rest gebeurt in ijltempo. Ik heb geen tijd om me zorgen te maken of alles wel in orde komt.

Vrijwel direct mogen de pro’s het water in. De effectieve start is een goede 200 meter verder en ik peddel op mijn gemak erheen. Nog niet eens halverwege word ik al ingehaald door een eerste horde agegroupers. Efkes watertrappelen, babbeltje met de andere atleten, ik hoor iets omroepen van nog 5 minuten, maar nog geen 30 seconden later toetert het startsignaal en wordt de meute in actie gebracht.
Plaats zat, ik incasseer relatief weinig stampen, en ik vind een tempo dat perfect vol te houden is. Het voelt luizig aan (en dat blijkt helaas ook op de polarcurve) maar de dag is nog lang, de verbetenheid niet echt aanwezig, we zien wel wat het wordt. Oriënteren is niet zo evident, er liggen betrekkelijk weinig boeien en het meer maakt een vreemde kronkel. Ik merk niet zo onmiddellijk iemand waar ik me kan aan optrekken. De 2e ronde probeer ik wat te versnellen, tegen het keerpunt ben ik echter terug hervallen in een gezapig tempo en doe een volgende poging. Pas als de finishlijn 200m verder in zicht komt, heb ik het idee een aanvaardbaar tempo te halen. En wat zeggen die gele cijfers : 1u 03’ 27”. Het pept me enigszins op. Ik had zeer enthousiast gehoopt op 1u05’ maar dat was stukken beter en dan nog zonder veel overtuiging.

In de wisselzone pik ik de voorlaatste zak bij de pro’s mee (ik maak vorderingen). Helm en schoenen aan, gel binnen en voor ik bij mijn fiets ben, heb ik een 2e pro achter mij gelaten. We gaan er eens in vliegen nu, allez proberen toch. Eerste helling verloopt relatief vlot, dan volgt een 10 km relatief hellingafwaarts, ik ben blij met die 11 die Tycho in extremis heeft gemonteerd, en stamp lustig door. Net voor Dorchester word ik me bewust van de zware tegenwind en mijn rug begint pijnlijk aan te voelen. We zijn amper 15 km ver, dit wordt zware ellende. Vorig jaar in Eupen heb ik dergelijke lijdensweg al eens meegemaakt, dit voelde veel erger aan.
Luc Van Maele flits me voorbij en de moed zinkt me in de schoenen, dit gebeurt anders nooit. Als even later Lesley Grice me inhaalt, heb ik het helemaal gehad, in Brazilië was ik ruim 20 minuten sneller op de fiets. Ik probeer aan te pikken maar elke vorm van machtsontplooiing resulteert onmiddellijk in pijnlijke steken in de onderrug en voor ik het besef zijn ze al uit het zicht verdwenen. Mijn polar attendeert me op hartslag 120, zelfs een extensieve duurtraining zit er niet in. Mijn vunzigste woordenschat wordt aangesproken, maar helaas, dit brengt geen verlichting, tranen ook niet, het vreet alleen nog meer energie. Ik ben halverwege en kan niet anders dan het zwaarste stuk van het parcours overbruggen om thuis te geraken.

Tegen het einde van de eerste ronde begin ik te twijfelen, als ik nu opgeef dan is 2006 compleet in het water gevallen. Ik stop met triatlon, zet mijn fiets in een vitrinekast die ik elke dag met een baksteen kan bekogelen en stop definitief met triatlon met ingang van vandaag. Dat en nog veel meer spookte door mijn hoofd. De talrijke Belgische supporters overtuigen me verder te doen, finishen is een nieuw doel, klassement halen is nu al niet meer mogelijk. Aan het eerste bevoorradingspost haal ik bergop amper 7km/u en val bijna van de fiets. Ik stap af, dit geeft geen enkele zin.
Niet onnozel doen, terug op de fiets en rustig verder fietsen, waarom eigenlijk?

Na een 100-tal kilometer krijg ik gezelschap van Romano. Ik wil me niet laten kennen, voor het eerst in de wedstrijd probeer ik aan te klampen. Bergop doe ik een poging zijn lichtblauw tenuetje niet uit het oog te verliezen, bergaf slaag ik erin de kloof terug te dichten. We doen een babbeltje en ik krijg terug een beetje enthousiasme. Mijn tijdritstuur wordt weer af en toe gebruikt waarvoor het gemaakt is, zij het niet super elegant en het wordt weer een beetje plezant.
De laatste 30 km moet ik lossen, de Brit naast mij verklaart me zot als ik vol enthousiasme vertel dat ik hevig verlang naar de marathon. Eén na één kan ik fietsers inhalen en geniet van mijn snelste afdaling ooit : 86,4 km/u.

Na 3 ronden volgt nog de afdaling naar Sherborne Castle en ik mag eindelijk van dit marteltuig. Als ik mijn fiets in de handen van een vrijwilliger heb geduwd, merk ik Lesley Grice 50 meter voor mij op. Katja Wollschlaeger verlaat juist het toilet, ik ben verbaasd maar ben blij met toch nog een beetje competitie.
Helm af en loopschoenen aan. Mijn steunzolen schuiven vervelend weg. Schoenen uit, terug aan, zelfde probleem. Ook de derde poging mislukt, ja dan vertrekken we zo. Nog geen 500 meter verder ontdek ik het probleem : ik ben mijn loopsokken vergeten, dit wordt pijnlijk want ook geen vaseline aan de voeten en grote wedstrijden loop ik altijd op gloednieuwe schoenen.

De benen voelen indrukwekkend fris aan, maar ik had niet verwacht dat die rug me ook zou dwingen tot een eendenwaggel. Katja haalt me in, behoorlijk snel maar ik ken haar achtergrond niet. Ik focus me op Lesley die licht van me wegloopt, op Diederik die ik stilletjes nader en ook Romano zit in de buurt. Wie heeft zo’n loopparcours bedacht? Eerst enkele lussen op een grasveld (en nee, niet zo’n biljarttafelvlak Engels afgeboord tapijt) dan een ellendige beklimming, deels op grint en losliggende keien, de steilste beklimming op asfalt, afdaling in de modder op een veredeld karrespoor, halleluja!
Ik kruis de eerste vrouw (tiens waar is Preston?) en ook de andere dames passeren één voor één de revue. Ik vind me verbazend dichter dan ik me tijdens het fietsen kon voorstellen, of zou dit hun 2e ronde al zijn? Beetje verder Jim De Sitter, die moet ik ook nog inhalen om mijn status waar te maken (ahum).

Aan het eerste keerpunt zie ik lesley stoppen en de rug stretchen, zij dus ook, het geeft me vreemd genoeg moed. Ik haal haar in en probeer zo gezwind mogelijk afstand te nemen, het lukt niet overtuigend. Halfweg de 2e ronde voel ik de darmen in actie schieten, eerstvolgende toilet is gelukkig beschikbaar. De eerste de beste toeschouwer vraag ik mijn trisuit te openen, geen tijd voor gepruts nu, als ik de deur van het toilet terug opendoe, staat mijn assistent al terug klaar, amper 40 sec verloren vermoed ik. Lesley loopt terug net voor mij, ik poker nog een beetje en haal haar onmiddellijk in. Veel atleten hebben het nu al bijzonder lastig, ik kan constant mensen inhalen en dat is erg motiverend.

Na 2 ronden en ongeveer 1/3 wedstrijd verlaten we het kasteeldomein richting Babylon Hill. Dit stuk ken ik van vorig jaar, saai, uitzichtloos, deprimerend en loodzwaar. Mijn dieselmotor slaat eindelijk in gang, tempo van 12 km/u gaat bijzonder vlot. In het dorp haal ik Katja in, al wandelend, en ja, ook naar die rug grijpend. Ik motiveer haar aan te pikken maar besef onmiddellijk dat ze nooit de finish zal halen.

Ik kruis de eerste man, dan de tweede en net als ik de gehate voetgangersbrug beklim, zie ik Jim Beuselinck naar beneden strompelen. Ik probeer hem aan te moedigen maar hij ziet er zo afgepeigerd uit dat hij geen blijk van herkenning geeft.

Afzien is mathematica, bij mij toch, steeds een volgende atleet focussen en inhalen, voor elk station (elke 1,5 mijl) een gel leeg duwen, één mee grijpen voor de volgende bevoorrading en een beker water om door te spoelen en ondertussen rekenen wat nog komt, omzetten van mijl naar km, trainingstijden vergelijken, zelfs het parcours van Kasterlee loop ik in gedachten mee.
Halfweg de 2e ronde een pauzerende Jim De Sitter, sorry Jim voor de vernedering, ik had toen net vleugels, en een dame die ook haar beste krachten kwijt was. De weg terug naar Sherborne Hotel blijf ik constant proberen haar in te halen en zie haar begeleider zorgwekkend achter zich kijken. Dit is zeker mijn snelste deel van de marathon. Aan het keerpunt merk ik dat ze niet terug afbuigt, dat moet dus de eerste dame geweest zijn, ik heb dus gejaagd op de verkeerde. De tweede ronde verloopt iets minder vlot maar in vergelijking met de anderen oogt het indrukwekkend. Ik zie meer wandelaars dan lopers en ik slaag erin een meer dan behoorlijk tempo aan te houden. Ik haal nog 2 dames, sorry meiden niet goed gedoseerd, en besef dat een redelijk klassement opeens toch haalbaar is.
Aan het laatste keerpunt weet ik dat het rode pakje voor mij ook nog zal sneuvelen, nog een plaats vooruit, dat maakt 5e, beter dan vorig jaar, vreemd hoe een wedstrijd kan kantelen.

De benen voelen uiteraard moe en verzuurd aan, maar de voetgangersbrug neem ik met de glimlach en ook de doortocht door Sherborne verloopt nog relatief vlot. 500 m voor het kasteel haal ik een wandelende Yvette Grice in, als ik haar roep te blijven lopen kijkt ze of ik van een andere planeet kom, compleet uitgeblust.

De rijen toeschouwers zijn indrukwekkend, de vele aanmoedigingen overweldigend, het Belgisch front ontroerend. Redelijk euforisch kom ik over de streep als 4e in een tijd van 10u27’, 25 minuten beter dan vorig jaar.
Top 5 had ik vooropgesteld en 10u30 gepronostikeerd. Opdracht geslaagd dus en ik ben gelukkig.

Anne-Marie