Tim Wolvetang fietst de komende maand van Carlsbad (Californië) naar Central Park in New York. Bijna 30 dagen lang, gemiddeld ruim 200 kilometer per dag en dan hebben we het nog niet eens over de hoogtemeters die hij onderweg zal afleggen. Helemaal alleen en dan ook nog eens voor het goede doel. De komende maand vind je hier één keer per week – in blogvorm – een samenvatting van zijn avonturen en alles dat hij onderweg meemaakt. En natuurlijk trekt hij daarbij parallellen naar de triathlonwereld. Zijn avontuur is nu twee weken onderweg. Eerder kon je zijn eerste blog en tweede blog al lezen.
—
De herfst is ook in de States begonnen! Althans, in het midden van het land dan: in het zuid-westen is het nog altijd oorverdovend warm, terwijl er in het noorden al meer dan een meter sneeuw is gevallen. Het weer laat zijn grilligheid zien. Waar ik de ene dag met temperaturen dik boven de 40 graden – met een piek van 53 graden door de ‘High Desert’ – aan het ploeteren ben, rijd ik de volgende dag met 14 graden door de regen. Dan is 200 kilometer ineens een heel eind.
(tekst gaat verder onder de foto)
Wat doe je eigenlijk als je zo lang onderweg bent, los van het fietsen dan natuurlijk? Hoewel ik geniet van de rit, wil ik natuurlijk nog steeds zo snel als redelijkerwijs mogelijk van A naar B. Hoe kan ik, zonder dat het me (teveel) extra moeite kost, zo snel mogelijk rijden? Ik moet denken aan de ‘marginal gains’. Als je op 200 kilometer één kilometer per uur harder gaat, kan je dat op een dag met tegenwind al snel een half uur opleveren. Dat heeft zin dus. Maar wat kan je doen om dat te bereiken? Een vraag waar heel veel triatleten eigenlijk hun hele carrère mee bezig zijn. Ik moet denken aan een uitspraak van wielrenner Jan Willem van het Schip: ,,Met polsjes naar binnen kan ik het WK winnen.” Met andere woorden: frontaal oppervlak (de ‘schaduw’ waarmee je tegen de lucht aan rijdt) verkleinen, aerodynamica dus. Dat helpt natuurlijk, maar ik kan niet iedere dag 10 uur in een gekke aero-houding zitten. Ik merk dat het rijden op de witte lijn langs de weg ook een stuk makkelijker gaat. De meeste wegen in de Verenigde Staten zijn ‘chipseal‘, gezien dit goedkoper is, maar tegelijkertijd ook heel grof, wat de rolweerstand vergroot. De witte lijn is een dikke laag verf die het oppervlak glad maakt en zo de rolweerstand verlaagt. Het geeft me ook wat om me mee bezig te houden, want als je één kilometer steppe of maisveld hebt gezien, heb je het eigenlijk allemaal wel gezien. Het huidige persoonlijk record voor onafgebroken op een witte lijn rijden staat momenteel overigens op 4.8 kilometer. En nee, die lijnen zijn gek genoeg niet groter in Amerika.
(tekst gaat verder onder de foto)
Iets anders dat me tijdens het fietsen over de shoulder (vluchtstrook, red.) opvalt is hoe je kunt ‘draften’ van het voorbijrazende verkeer. Draften, of stayeren, is een onderwerp waar bij triathlons altijd enorm heftig over gediscussieerd wordt, want hoever moet je nou ergens achter rijden om wel/geen voordeel te hebben en wie maakt zich er (niet) schuldig aan? Het antwoord is niet zo simpel, want afhankelijk van de wind (kracht en richting) en het frontaal oppervlak van jezelf en degene die voor je rijdt, kan het allemaal nogal verschillen. Dat merk ik ook op de wegen waar ik rijd. Ik heb het liefst grote vierkante trucks die met een flinke snelheid voorbij rijden in dezelfde richting (scheelt bij tegenwind al snel ineens 2 á 3 kilometer per uur) en mini’s tegen (merk je niks van). Daarnaast ontdek ik nog een variabele: regen. Door de regen is de dichtheid van deeltjes in de lucht blijkbaar hoger, waardoor een grote vrachtwagen die langs raast een veel groter effect heeft. Dit geldt dus ook voor tegemoetkomende wagens: bij een grote vrachtwagen kan het dan zomaar zijn dat je in één klap vijf kilometer per uur langzamer rijdt. Daarnaast ben je daarna ook nat tot achter de oren. Helaas heb ik er nog geen voordeel voor mijn volgende triathlon mee kunnen ontdekken, althans, niet eentje die ik wil verklappen natuurlijk.
(tekst gaat verder onder de foto)
Een groot voordeel van deze gekke tocht is dat ik mijn route aan het weer kan aanpassen: iets korter bij tegenwind, iets langer bij wind mee. Afgelopen maandag was het dan eindelijk zo ver: wind mee! Ik besluit er maximaal gebruik van te maken en plan een rit van 350 kilometer. Dat geeft me de vrijheid om de volgende dag wat minder te rijden en dat is maar goed ook, want het blijkt de eerste dag met regen. De hele dag. Hier komt ook weer de realiteit van het unsupported rijden door zo’n groot land om de hoek kijken. Na 90 kilometer over Highway 40 versmelt deze weg zich met Interstate 70. Daar mag ik dus niet over fietsen. Gelukkig loopt de ‘Old Highway 40’ parallel aan de Interstate, alleen… door de regen is de weg ondergelopen en kan ik hier óók niet over. Ik moet denken aan Ironman 70.3 Zell am See 2018, daar werd het fietsen afgelast omdat een deel van het parcours door sneeuw onbegaanbaar was geworden. Of de Tour de France dit jaar, waar een cruciale etappe voortijdig werd afgebroken door modderstromen. In beide gevallen is er een organisatie die over de deelnemers waakt. In dit geval ben ik zelf deelnemer én organisatie en moet ik op mezelf letten. En als het niet gaat zoals het moet, dan moet het maar zoals het gaat. Improviseren dus. Voor mijn veiligheid besluit ik een lift te zoeken naar mijn hotel.
(tekst gaat verder onder de foto)
Later zal blijken dat ik een niet zo handige locatie voor een hotel had uitgezocht: buiten de Interstate zijn er geen asfaltwegen die het dorp uit voeren. De enige weg is een gravelweg die naar een highway voert, waar ik wel mag rijden. Ik heb van Canyon een Grail gehad, een échte gravelbike, dus wat kan mij op die weg gebeuren? Bovendien heb ik de hele dag de tijd om eventuele problemen op te lossen. Wat er kan gebeuren? Nou, dikke modder als cement, dát kan er gebeuren. De modder van het WK Xterra in Maui is er niks bij. Het is een soort klei die overal tussen gaat zitten en alles blokkeert. Ik kan niet meer schakelen, wat op zich niet zo’n probleem is, want de wielen draaien ook niet meer. Uiteindelijk beland ik bij een carwash en krijg ik mn fiets weer schoon en kan ik mn weg vervolgen.
(tekst gaat verder onder de foto)
Als ik later lek rijd en langs de weg mijn band sta te repareren, blijkt dat ik er toch niet helemaal alleen voor sta. Een State Trooper stopt langs de weg, houdt me gezelschap en gaat pas verder wanneer alles gerepareerd is. Top! Zoiets is mij in Nederland nog niet overkomen, hoogstens mensen die stoppen om het eigen leedvermaak te maximaliseren.