Tim Wolvetang fietst de komende maand van Carlsbad (Californië) naar Central Park in New York. Bijna 30 dagen lang, gemiddeld ruim 200 kilometer per dag en dan hebben we het nog niet eens over de hoogtemeters die hij onderweg zal afleggen. Helemaal alleen en dan ook nog eens voor het goede doel. De komende maand vind je hier één keer per week – in blogvorm – een samenvatting van zijn avonturen en alles dat hij onderweg meemaakt. En natuurlijk trekt hij daarbij parallellen naar de triathlonwereld. Zijn avontuur is nu een week onderweg. Vorige week kon je zijn eerste blog al lezen.

Fuck, wat is dit zwaar! Het is warm, de wegen zijn eindeloos en de dagen lang. Om maar eens met de hitte te beginnen, ik las dat de Dam tot Damloop deels is afgelast omdat het met 25 graden te warm was voor een aantal deelnemers. Ik kon het moeilijk geloven, ik heb de afgelopen dagen urenlang in temperaturen boven de 40 graden gereden, met pieken naar de 48 graden in en om Death Valley. Ik krijg geen ijsbad aan het einde van de dag, wél een kamer met overdreven airco. Dat dan weer wel. Daarnaast heb ik het geluk dat ik deze zomer heel veel in de hitte in Oostenrijk getraind heb: ik ben er dus redelijk aan gewend geraakt. Hoewel je je nauwelijks op de gruwelijke, droge hitte van Death Valley en Mohave Desert kunt voorbereiden. Het enige dat je kunt doen is heel veel drinken, zo’n tien liter per dag.

Daar ligt overigens gelijk de volgende uitdaging. Die eindeloze wegen hebben soms wel 100 kilometer geen ‘aid station’ waar je iets te drinken kunt kopen. Dus rijd ik met twee bidons en een literfles gatorade aan de fiets, én nog één of twee 600ml flesjes – ook die zijn groter in Amerika – drinken in mn fietsshirt. Net als bij een Long Distance: als je niet goed drinkt is het verhaal snel voorbij.

Het is onvoorstelbaar hoe lang je hier rechtdoor kunt rijden, maar dan ook echt rechtdoor. Ideaal voor een triatleet zou je zeggen, gewoon liggen, hoofd omlaag en gaan. Zo simpel is het echter niet. Ik rijd namelijk niet over fietspaden, die hebben ze alleen in steden op de plekken waar ze nog ruimte op de weg hadden om een fiets op te schilderen, maar over de vluchtstrook (‘shoulder’) van de snelwegen. Het is daar eveneens onvoorstelbaar wat je allemaal langs die lange rechte wegen vindt. Balken, banden, brandhout, bierflessen, schroeven, moeren, bouten, koplampen, bumpers en gek genoeg vooral linker schoenen. Genoeg materiaal om verschillende auto’s en een wolkenkrabber mee te bouwen. Het is continu opletten dat je niet door al die troep heen rijdt. Geen aero houding dus, maar meer een soort Xterra houding.

Voor veel snelwegen zijn geen alternatieven, er zijn soms gewoon geen wegen over de rivieren en afgronden.

Over Xterra en daarmee off-road gesproken, het alternatief voor de snelweg is dus hier en daar een gravelweg. Helaas is het van tevoren slecht in te schatten hoe die wegen zijn. Ik rijd op een Canyon Grail, een echte gravel bike, dus hier en daar een strookje meepakken leek mij wel gaaf. Toen ik kon kiezen tussen 30 kilometer gravel of 30 kilometer omrijden om vervolgens over de Interstate (soort supersnelweg) te moeten fietsen, was de keuze aanvankelijk snel gemaakt. Wat een spijt kan een mens hebben. Na een hobbelig begin leek het pad dik in orde, maar na een kilometer of vijf werd het erg zanderig. Mul zand helaas. Maar als je al zo’n stuk hebt gereden ga je niet meer terug, toch? Ondertussen begon het in de verte te bliksemen. Eén ding was zeker, ik moest sowieso snel weg daar. Terwijl ik daar aan het ploeteren was, kwamen de gedachten van mijn eerste Long Distance terug. Ongetwijfeld geen onbekende gedachten voor velen: ,,Waar ben ik aan begonnen?” Ondertussen begon het harder te waaien. ,,Shit!” Dat is geen goed teken als het verderop onweert. De weg werd steeds slechter en moeilijker te berijden, de zon was ondergegaan en tot overmaat van ramp moest ook ik ook nog eens ontelbare Mesa’s op en af. Uiteindelijk deed ik drie uur over die 30 kilometer. In die tijd kom ik precies niemand tegen. Toch wel een eng idee. Ik draag ook geen chip om mijn enkel en als ik niet finish is er ook niemand die me komt zoeken. Voortaan maar weer lekker over de weg.

Prachtig uitzicht, maar schiet dus totaal niet op.

Dat soort avonturen maakt de dagen lang. Anders dan een triathlon waarbij je het parcours van tevoren kunt verkennen is 95 procent van de wegen voor mij onbekend. Doordat ik over de vluchtstrook rijd, had ik de eerste dagen veel lekke banden. Dat kost tijd. Niet alleen het repareren, maar ook omdat ik in Las Vegas nieuwe binnenbanden moést halen. Zonder was gewoon geen optie. Maar, de fietsenwinkels gaan pas om 10 uur open en dus verloor ik meteen drie uur fietstijd. Dat is op een toch al erg strak schema niet in te halen. Improviseren dus maar, want ik kan moeilijk tot diep in de nacht fietsen en de volgende dag wéér om zeven uur weg: ergens moet ik ook rusten. Gelukkig heb ik een paar extra dagen om problemen op te vangen. Dit is zo’n probleem. In plaats van twee lange dagen maak ik er drie korte dagen van 160-180 kilometer van. Echt kort zijn die dagen niet, want ik heb iedere dag wind tegen, maar als je dan gewoon blijft trappen kom je vanzelf bij de bestemming!


Racen tegen de zon. Soms win ik, soms niet.