Op 3athlon komen de mooiste wedstrijden en prestaties voorbij. We schrijven over jullie races, jullie uitslagen en de soms ook extreme dingen die jullie voor elkaar krijgen. Daarom vinden we het soms leuk om ook eens te kijken hoe extreme uitdagingen ons bevallen. Nadat Tim eerder al 303 kilometer op Zwift had gereden en later nog eens 24 uur nonstop op zijn Tacx doorbracht, was het nu tijd voor een nieuwe uitdaging: een ultrarun van 100 kilometer. Een route die van Zeewolde naar Almere voerde, maar waarbij eerst nog Huizen, Eemnes, Baarn, Soest, Utrecht, Hilversum, Bussum en Naarden werden aangedaan, werd uitgestippeld en afgelopen zaterdag was het zover. Hieronder per vijf gelopen kilometers het overheersende gevoel.
5 kilometer: ‘Lekker ontspannen lopen en nergens aan denken. Gewoon rustig de kilometers ‘wegtikken’ en dan komt het vanzelf goed. Maar voel ik nu al een blaar opkomen?’
10 kilometer: ‘Voor de zekerheid even mijn schoen uit, want mijn voet voelt inderdaad warm. Gelukkig geen blaar, sok even rechtgetrokken en de schoen wat minder strak. Tien procent gehad inmiddels en het lopen gaat easy.’
15 kilometer: ‘Ik merk dat mijn hartslag iets hoger ligt dan normaal, maar dat zijn waarschijnlijk toch de zenuwen. Gek genoeg loop ik niet zo lekker: het voelt allemaal wat moeizaam vandaag. Het lijkt een beetje op een off-day. Niet teveel aan denken, verstand op nul en gewoon blijven gaan. Tot nu toe prima tempo, rond de 5:30 minuut per kilometer en heel ontspannen. Na elke vijf kilometer verzorg ik mezelf goed met drinken/sportvoeding.’
20 kilometer: ‘Bijna in Almere en dan gaat de ‘ronde’ Utrecht beginnen. Dit is ook het punt dat mijn moeder op de fiets zal aanhaken, dus dat is een fijn richtpunt. Deze vijf kilometer gingen gelukkig alweer een stuk makkelijker dan de vorige. Misschien was het even een mentaal dingetje. Het is wel een gek idee dat je twintig kilometer hebt gelopen, maar tegelijkertijd weet dat je er nog tachtig moet.’
25 kilometer: ‘Fijn dat Jort onverwachts een stukje met me meeloopt: dat zorgt voor een prettige afleiding. Hartslag blijft wat hoger dan normaal, voeten voelen wel beter en conditioneel niks te klagen. Ik voel me fit terwijl het eerste kwart er inmiddels op zit.’
(tekst gaat verder onder foto)
30 kilometer: ‘De typische Almeerse dijk en daarna de Stichtse Brug achter me gelaten, veel wind tegen en ook motregen. Ik vind het prima, dat weer ligt me wel tijdens het hardlopen.’
35 kilometer: ‘Tot nu toe heb ik geen enkele moeite om mijn voeding en drinken binnen te houden en ook conditioneel gaat het prima. Tempo blijft constant en ik nader de eerste marathon.’
40 kilometer: ‘Over twee kilometer zit de eerste marathon er op. Heel ontspannen gelopen, onder de vier uur kom ik door maar mentaal is dit wel een gek moment. Het gebeurt niet vaak, zeg vrijwel nooit, dat je na dit punt nog doorloopt, maar nu ben ik nog niet eens halverwege. Niet teveel aan denken.’
45 kilometer: ‘Weinig verandering ten opzichte van de vorige vijf kilometer. Wel merk ik dat mijn bovenbeenspieren wat strammer worden, maar dit belemmert me gelukkig nog niet.’
(tekst gaat verder onder foto)
50 kilometer: ‘Het besef dat je al zo lang aan het hardlopen bent, maar nu pas kunt beginnen met aftellen, hakt er plotseling in. Voor het eerst heb ik het mentaal zwaar en ook voor het eerst vraag ik me af of ik niet te overmoedig ben geweest om deze honderd kilometer zonder specifieke training – ik heb slechts één keer een 50 kilometer run gedaan – te lopen. Aan de andere kant: ik wist dat het zwaar zou gaan worden en ik wist ook dat dit moment zou komen. Helaas komt het wel iets eerder dan ik had ingecalculeerd.’
55 kilometer: ‘Ik schroef het tempo iets omlaag, loop nog steeds ontspannen en nu rond de 5:40 minuut per kilometer. Voeten beginnen wel vervelend aan te voelen, al heb ik gelukkig geen last van blaren. Dit is ook het moment dat ik op het ‘verste punt’ van de ronde ben en de terugweg richting Almere aanvang. Dat is een fijn idee.’
60 kilometer: ‘Helemaal uit het niets moet ik overgeven. Het kost me hooguit een minuut en ik heb er gelukkig geen last van. Daarna direct weer wat voeding en drinken tot me genomen en ik merk dat mijn lichaam daar steeds goed op reageert.’
65 kilometer: ‘Mijn bovenbenen beginnen nu wel serieuzer pijn te doen, maar vooral mijn voeten hebben het zwaar te verduren. Ze zijn warm – iets waar ik normaal nooit last van heb – of zeg gerust heet en voelen enigszins verkrampt. Bij de momenten waarop ik eet en drink, iets dat ik bewust wandelend doe, gun ik mezelf steeds iets langer de tijd. Een beetje ‘smokkelen’ voelt wel even prettig.’
70 kilometer: ‘Mentaal blijkt dit achteraf het zwaarste moment te zijn. Ik loop een beetje in niemandsland en moet nog tien kilometer voor ik bij de Hollandse Brug ben, waar ik Almere weer in kom en waar Jort en Jefry me zullen opwachten om de laatste twintig kilometer mee te lopen. Aan de ene kant weet je dat je er nu ‘bijna’ bent, maar aan de andere kant is er het besef dat je nog dertig kilometer moet: een afstand die normaal geldt als één van de langere duurlopen die je normaal doet.’
75 kilometer: ‘Het tempo moet nu noodgedwongen en met grotere stappen omlaag: ik probeer de zes minuten per kilometer aan te houden, maar dat kost me serieuze moeite.’
80 kilometer: ‘Qua tempo lijk ik nu mijn ondergrens bereikt te hebben en tikken de kilometers weg met een pace van ongeveer 6:15 minuut per kilometer. Ik besluit niet al te veel meer op die tijd te letten en moet alles op alles zetten om richting die honderd kilometer te komen. Elke meter voelt nu als een opgave. Elke stap voelt als een regelrechte aanslag op mijn voeten en spieren.’
(tekst gaat verder onder foto)
85 kilometer: ‘Terwijl de kilometers nog steeds langer blijven aanvoelen, heb ik veel profijt van mijn gezelschap. Ik kan nog steeds praten en lachen en ondanks alle pijn, komt ook het besef dat ik nu wel heel dichtbij een voor mij toffe prestatie kom. Het einde is in zicht. En een mijlpaal: de dubbele marathon zit er op.’
90 kilometer: ‘Na tien kilometer dijk draai ik eindelijk weer richting ‘bewoonde wereld’ en kom ik echt in het zicht van de haven. Ik vervloek mezelf nog maar eens omdat ik dit idee heb bedacht, word opgepept door Jort en Jefry, krijg te horen dat ik op mijn loophouding moet letten en snauw terug dat dit me in deze fase echt niet meer interesseert. Dat wordt begrepen: het enige dat nu nog telt, is de finish.’
95 kilometer: ‘Wow. Nog maar vijf kilometer. Maar vijf kilometer is verdomde ver. Haast eindeloos. Er komt geen eind aan. Nou ja, nu zal ik toch wel weer een kilometer verder zijn? Mijn horloge toont echter anders: het was pas tweehonderd meter. Het is een mooie indicatie van hoe die laatste kilometers aanvoelen.’
(tekst gaat verder onder foto)
100 kilometer: ‘Daar is de finish. Nog honderd meter. Nog vijftig, nog twintig. Ben ik echt blij als ik over de finish kom? Niet eens, ik geloof dat ik te moe ben. Opgelucht? Dat zeker: ik ga op de grond liggen en trek mijn schoenen uit. Mijn voeten zijn gehavend, mijn rug is stijf, mijn benen leeg en ik heb even nergens zin in.
Na een warme douche trek ik aardig bij en besef ik het: 100 kilometer. Ik heb het ‘gewoon’ hardgelopen! Wauw, deze kan van mijn lijstje. Nu maar hopen dat dat lijstje voorlopig even leeg blijft.’