Toen Irene Kinnegim vorig jaar zag dat Gerben Overmand het 498-kilometer-lange Pieterpad hardlopend volbracht, werd er stiekem een zaadje gepland. Dat het zaadje dit jaar al zou ontkiemen, stond echter niet per se op de planning: “Een paar weken geleden maakte iemand een geintje dat ik het Pieterpad maar eens moest gaan doen en toen dacht ik ‘waarom eigenlijk niet’. Ik keek in de agenda of ik ergens nog een gaatje kon vinden.” Dat lukte, want Kinnegim bereidt zich momenteel in alle rust – alhoewel, met twee kinderen thuis in de meivakantie is rust relatief, zo vertelt de atlete – voor op het lopen van het Pieterpad. Aanstaande maandag gaat de ultraloopster en Challenge Almere winnares van start vanuit Pieterburen.
“Ik heb etappes bepaald op basis van wat handige afstanden zouden zijn per dag en dan heb ik voor de nachten B&B’s geboekt.” Door iedere nacht haar rust te pakken, vliegt Kinnegim deze monstertocht anders aan dan veel andere lopers, die vaak met een grote, eerste etappe beginnen. “Dan lopen ze al 300 kilometer, bijvoorbeeld, maar dan ben je daarna zo naar de klote denk ik. Dus ik wilde het meer insteken op iedere dag lange etappes.” En alsnog hebben we het dan over een zeer beperkte nachtrust: “Misschien nachten van vijf uurtjes, maar wel even goed eten en douchen en dan de volgende ochtend weer heel vroeg verder. Ik denk dat ik sowieso niet veel slaap”, legt ze uit. “Ik merk vaak dat als ik meer dan 100 kilometer op een dag loop, dat ik dan te moe ben om goed te slapen. Dan is het meer uitrusten.”
‘Het gevoel dat je nog geen kilometer ver komt’
Kinnegim heeft ondertussen dan ook ervaring genoeg binnen het ultralopen. Zo liep ze afgelopen winter nog de Duinhopper van 222 kilometer en tijdens de 24 uur van Deventer vorig jaar overbrugde Kinnegim een afstand van 232 kilometer. Van de Duinhopper kan Kinnegim zich nog goed herinneren hoe zwaar het was om na een lange dag lopen – ze legde 130 kilometer af op dag één – de volgende dag op te staan en nog eens 92 kilometer te moeten lopen. “Bij de start heb je dan het gevoel dat je nog geen kilometer ver komt. Maar toen ik een beetje begon te dribbelen en weer warm raakte, liep ik toch weer tien kilometer per uur.”
‘Survival stand’
Maar 498 kilometer is toch wel even andere koek en dat de afstanden steeds groter worden, betekent niet dat de omvang in trainingen ook wordt opgeschroefd, legt ze uit. “Volgens mij is het niet zo heel zinvol om dat te doen. Ik doe wel eens weken van 200 tot 250 kilometer, maar dat is al bizar veel. Meer kun je ook niet echt aan. Een race doe je dan toch een beetje op ‘survival stand’.” Maar hoe het is om zoveel dagen achter elkaar veel kilometers te lopen, weet Kinnegim nog niet. “Na de eerste twee dagen is het nog ‘oké’ en te doen, maar ik ben benieuwd hoe dat is op dag drie, als je er 300 kilometer op hebt zitten, maar ook nog ver moet.”
88 uur en 45 minuten
Kinnegim hoopt volgende week dus in vier dagen van Pieterburen in Groningen naar de Sint Pietersberg in Limburg te lopen. En om er nog een groter doel aan vast te hangen, richt Kinnegim zich op de FKT (fastest known time) van 88 uur en 45 minuten; de tijd die Overmand vorig jaar neerzette. “Maar het is sowieso al gaaf om dit te gaan doen. Ik heb nog nooit zo ver gelopen. Misschien denk ik aan het einde van de dag wel ‘toedels, waar is de trein?'”, vertelt ze met een lach.
‘Geen serieuze trainingen meer’
De komende dagen zal ze af en toe nog een rondje van vijf of tien kilometer lopen, maar verder ligt de focus op het taperen. “Of misschien af en toe een keer achter de kids aanrennen als er eentje bijna oversteekt”, lacht Kinnegim. “Maar geen serieuze trainingen meer.”