Laatst hadden we nog een zestal zwemtips voor jullie, maar nu komen we met een zevende gouden tip: krachttraining blijkt geen direct nut te hebben voor de zwemprestaties. Roald van der Vliet en Martijn Carol zagen in een – overigens wat ouder – onderzoek geen prestatieverbetering bij wedstrijdzwemmers die veel aan krachttraining deden. De tijd die je op het droge aan de ijzers hangt, zou je wellicht dus beter in het water kunnen besteden wanneer je je zwemtijden wilt verbeteren.
Wanneer je traint, wil je zo effectief mogelijk met de tijd die je hebt omgaan. Dit geldt voor wedstrijdzwemmers, maar misschien nog meer voor triatleten. Krachttraining wordt vaak gezien als een belangrijk element om, meestal via een omweg, sneller te worden. Bij het zwemmen blijkt het echter geen direct voordelig effect te hebben.
Voor het onderzoek werden er drie verschillende groepen gemaakt: een ‘landgroep’ die krachttraining op het droge deed, een groep die sprinttraining met extra weerstand in het water deed en een groep die gewone sprinttraining deed. Uiteindelijk presteerde de landgroep het slechtste. De conclusie luidt: ‘krachttraining is minder effectief.’ Sterker nog: ‘De zwemtijden van de landgroep gingen niet vooruit, terwijl de tijden van de groepen die in het water trainden wel verbeterden. Het krachtwerk leek juist snelheidondermijnend’.
De verklaring lijkt te liggen bij het technische aspect van zwemmen: het is immers een complexe sport. De driedimensionale haal is buiten het water niet na te bootsen. In het water gaat het om een samenspel van aan de ene kant vermogen leveren en aan de andere kant weerstand te verminderen. Dit lijkt op het droge niet of nauwelijks te simuleren.