Voor de rubriek ‘Maya Kingma richting de Olympische Spelen‘ voelden we Kingma – die recent aankondigde officieel gekwalificeerd te zijn voor de Spelen – flink aan de tand via twaalf interessante stellingen over trainen, racen, het rondkomen als triatleet en eetgewoontes. De atlete legt uitgebreid uit waarom ze het eens of oneens is met de stellingen. In dit eerste deel vind je de antwoorden op de eerste zes stellingen.
Stelling: Ik voel voor elke wedstrijd evenveel spanning, of dat nu een lokale race in Nederland is, of een World Cup waar dan ook ter wereld.
“Nee, maar dat ligt iets ingewikkelder. Vooral voor de eerste wedstrijden van het seizoen ben ik zenuwachtiger. Nu, doordat er weinig races zijn in deze coronatijd, is dat helemaal heftig. Dat merkte ik vorig jaar bij wedstrijden. Dan heb je gewoon bijna niet geracet en ben ik wel echt zenuwachtig. Niet zozeer voor het resultaat, maar meer voor alles wat ik zelf in de hand heb. ‘Hoe doe ik ook alweer een triathlon?’ Daar moet je dan weer even een weg in zoeken. Stel: de eerste wedstrijd van het seizoen is een Wereldbeker, dan kan het zomaar dat ik voor die Wereldbeker zenuwachtiger ben dan voor een WTS daarna.”
Stelling: Er zijn bepaalde dingen die ik – vanuit bijgeloof – voor een wedstrijd moet doen.
“Nee, ik heb geen bijgeloof. Ik heb wel een vaste warming-up en een paar vaste dingen die ik graag wil doen voor een wedstrijd, maar als dat een keer niet kan, is dat geen ramp. Daar ben ik wel flexibel in. Ik sla geen kruisje en het is ook niet zo dat ik drie keer de deur dicht moet doen.”
Het ontbijt staat ook niet per se vast, maar als Kingma kan kiezen, gaat de voorkeur uit naar wit brood met banaan: “Atleten eten vaak wit brood met zoet beleg voor een wedstrijd, maar ik lust geen zoet beleg op brood. Jam of hagelslag…van dat idee alleen al ga ik over mijn nek. Ik heb ontdekt dat ik wit brood met boter en banaan wél weg krijg, dus dat is mijn ‘race meal’ geworden.”
Stelling: Als ik vlak voor een internationale wedstrijd om me heen kijk en al die ijzersterke concurrentes zie, laat ik me onwillekeurig wel eens imponeren.
“Nee, dat heb ik niet. Ik heb het ook nooit echt gehad. Alleen misschien de allereerste keer dat ik als junior in 2013 de WTS Hamburg meedeed. Toen dacht ik wel ‘wow ik sta naast wereldtoppers die ik normaal op tv zie’, maar na die wedstrijd heb ik dat eigenlijk niet meer gehad. Dan heb je tegen bijna iedereen al wel eens geracet en ken je ze gewoon.”
Stelling: In Nederland is het te lastig om als atleet te leven van de sport, zonder sponsoren ben je nergens.
“Ja, het is als sporter moeilijk om daar fulltime van te leven, maar ik denk niet alleen in Nederland. Ondersteuning krijg je pas als je top zes van de wereld bent en dat is in veel andere landen ook.”
“Zonder sponsoren is het heel lastig”, reageert Kingma op het tweede deel van de vraag. “Stel: je zit bij de top zes, maar je hebt geen fietssponsor, dan moet je van een minimumloon dus een fiets van ongeveer 10.000 euro kopen. Dat is moeilijk van een minimumloon en dan is het dus fijn als je een sponsor hebt. Het moeilijkste aan het vinden van sponsoren in Nederland is denk ik dat mensen hier niet echt een sport ‘mindset’ hebben. Dat merk je pas als je naar België of Duitsland gaat: daar is de sporter een held. In Nederland is dat niet. Veel – maar gelukkig niet alle – bedrijven willen eigenlijk alleen samenwerken met sporters die zo goed en groot zijn, dat het eigenlijk BN’ers zijn.”
Als die mindset er niet is, kost het veel meer moeite – of is het zelfs bijna onmogelijk – om een financiële sponsor te vinden, vertelt Kingma. “We houden er in Nederland denk ik niet van als mensen te veel met het hoofd boven het maaiveld uit steken. In de sport merk je dat ook. Ik liep twee jaar geleden in een Decathlon en daar waren twee Spanjaarden die met mij op de foto wilden. In Frankrijk en Duitsland word je na een wedstrijd ook om handtekeningen op t-shirts en posters gevraagd. Dat zie je in Nederland niet snel gebeuren bij een wedstrijd”, lacht Kingma. “Het leeft minder. We vinden sport een stuk minder belangrijk en daardoor de sporter ook.”
Dat zie je volgens Kingma ook terug in de coronamaatregelen. Terwijl in veel andere landen het aanmoedigen van sport ook in de coronatijd voorop blijft staan, is dat in Nederland minder het geval, vertelt de atlete: “Sporten komt in Nederland ergens op de tiende plek: eerst mogen de winkels open, kappers en nagelstylisten. Misschien over een paar maanden mag het zwembad of een gymzaal weer open. In veel andere landen is dat niet te bedenken.”
Stelling: Na elke wedstrijd heb ik een ‘pleziertje’ nodig. Ik verwen mezelf altijd met iets lekkers of ongezonds dat ik normaal niet of nauwelijks neem, als ik een race heb gedaan.
“Nee, eigenlijk heb ik juist na de wedstrijd behoefte aan een gezonde maaltijd. Vroeger na zwemwedstrijden wilde ook iedereen naar de McDonalds, maar ik heb liever een goed bord pasta of risotto. Misschien ga ik de week na een wedstrijd wel eens lekker en uitgebreid dineren met een glas wijn, maar het hoeft niet per se ongezond te zijn. We hebben ook meerdere races in het seizoen, dus ik moet goed en snel herstellen na een race.”
Stelling: De zwaarste trainingen zijn de mooiste trainingen.
“Deze vond ik lastig, maar het antwoord is toch ‘nee’. Niet omdat ik de zware trainingen niet leuk vind, maar als we het over mooie trainingen hebben, denk ik meer aan een rustige duurrit van zes uur door de Alpen. Daar kan ik echt van genieten. Ik vind zware trainingen verder wel een hele leuke ‘challenge’. Iedere week weer: dan kijk ik welk wattage ik trap – of hoe hard ik zwem of loop – en vergelijk ik dat met eerdere trainingen. Maar als ik zou moeten kiezen, is mijn antwoord dus ‘nee’.”