Coach George Sieverding over hoofdpositie tijdens zwemmen: ‘Voordelen ten aanzien van vormweerstand’
Kun je nu beter naar de bodem kijken tijdens het zwemmen óf vooruit naar de andere kant van het bad? Er zijn verschillende theorieën over, maar nadat we enkele maanden geleden een artikel deelden over nekklachten bij zwemmers en daarbij het advies gaven om – in sommige gevallen – de nek te ontzien door naar de bodem te kijken, ontving de 3athlon-redactie een reactie van coach George Sieverding. De (voormalig) zwemcoach van atleten als Maya Kingma, Evert Scheltinga en Rob Barel is ervan overtuigd dat iedere triatleet er baat bij heeft om naar voren te kijken tijdens het zwemmen.
In een ingezonden brief, die we hieronder integraal hebben overgenomen, legt Sieverding uit waarom:
Ingezonden brief George Sieverding
Een triathlon bestaat uit een drietal onderdelen te weten zwemmen, fietsen en lopen. De onderlinge verhoudingen verschillen enorm zowel in afstanden als in tijden. Een beperking van onderdelen, vooralsnog de OD (Olympic Distance, red.) en de Ironman, lijkt verstandig. De afstanden OD (1500 – 40 – 10), LD (3800 – 180 – 42,2). Zowel de vrouwen als de mannen leggen deze afstanden af. Een reële tijden vergelijking OD (±17’ – ±55’ – ±30’), Ironman (±45’ – 4 uur – 2 uur 45’). Zijn de afstanden gelijk bij de vrouwen en de mannen, met betrekking tot de tijden zijn er grote verschillen.
Zwemmen: eerste onderdeel
Het zwemmen gaat over de kortste afstanden en tijden.
Toch is het zwemmen medebepalend voor winst of verlies.
Het gezegde “met goed zwemmen win je geen wedstrijd, met slecht zwemmen verlies je vrijwel altijd”, klinkt iedereen bekend in de oren.
Jong leren lopen, vervolgens fietsen, maar niet vanzelfsprekend leren zwemmen.
Met deze beide vaardigheden kan, zonder al te grote problemen, aan triathlons worden deelgenomen.
Alhoewel het percentage Nederlanders dat jong leert zwemmen het hoogste op de wereld is, de aangeleerde zwemtechniek (schoolslag) verschilt enorm van de zwemtechniek (borstcrawl) die wordt gehanteerd tijdens de triathlons.
Zwemmen: wedstrijdniveau
Het zwemmen kan worden opgesplitst in het zwembad of in het buitenwater.
In het zwembad over afstanden van 50 – 100 – 200 – 400 – 800 – 1500 en 5000 meter.
Over het algemeen beginnen de afstanden in het buitenwater bij 500 meter en dat loopt dan op tot marathon afstanden van soms wel meer dan 100K.
Bij de triathlons, hierboven aangegeven, worden afstanden van 1500 (OD) en 3800 (Ironman) afgelegd.
Er zijn grote technische verschillen tussen het zwemmen van korte en lange afstanden in zwembaden en eveneens ten opzichte van het zwemmen in buitenwater.
De ligging, de positie van het lichaam in het water, speelt een belangrijke rol in optimaal zwemmen in het buitenwater.
Zwemmen: techniekvisie
Het zwemmen benaderen vanuit techniekvisie vraagt om een enige kennis van de mogelijk- en onmogelijkheden van het lichaam in het bijzondere medium: het water.
De vrijwel volledig horizontale ligging van het lichaam wijkt bovendien af van beide andere onderdelen.
Dan volgen de vragen “hoe moet ik in het water liggen”, direct gevolgd door “hoe moet ik mijn hoofd houden” die altijd leiden tot een flinke discussie waarbij het direct duidelijk wordt dat het antwoord op deze vragen tijdens de cursussen voor trainers zeer éénzijdig worden benaderd.
In het zwembad is de ligging volledig horizontaal met het hoofd in het verlengde van het lichaam waardoor recht naar de bodem wordt gekeken. Slechts op de 50 meter en soms nog op de 100 meter wordt de hoofdpositie iets veranderd waardoor planeren gemakkelijker wordt met als gevolg een vermindering van de vormweerstand.
Gezien de afstanden in het buitenwater lijkt de keuze voor volledig horizontaal, met eveneens recht naar beneden kijken, dan ook een logische keuze.
Deze keuze is echter niet weloverwogen en zelfs onjuist.
Zwemmen: juiste hoofdpositie
Het zwemmen kent dus meerdere posities, met name hoofdposities, waarbij hier de uitleg volgt voor de zogenaamde “afwijkende keuze”.
Er wordt dus niet gekozen om recht naar beneden te kijken, doch in navolging van de sprinters in het zwembad (50 en soms 100) naar voren te kijken.
Deze hoofdpositie biedt tijdens het zwemmen in buitenwater en vooral tijdens de wedstrijden een aantal voordelen te weten:
-gemakkelijker ademhalen;
-beter het parkoers en het wedstrijdveld overzien;
-de uitvoering van de catch, het eerste deel van het stuwen, wordt optimaal.
Daarbij en daardoor komt het lichaam meestal iets hoger te liggen waardoor het lijkt alsof er op het water wordt gelegen in plaats van erin. Uiteraard heeft dat weer voordelen ten aanzien van de vormweerstand.
Zwemmen: nekpijn
In het artikel “Nekpijn tijdens of na het zwemmen? Drie tips om dit te voorkomen”, geschreven door Romy Louise van Schooneveld op 3athlon.nl komt zij met een advies dat conflicteert met bovenstaande.
Als een fietser een paar weken niet op de fiets heeft gezeten dan volgt een korte periode van zadelpijn.
Hetzelfde kan gelden voor de hier genoemde nekpijn.
Eén van de drie genoemde tips is om het hoofd dan maar weer in de positie te brengen waarbij recht omlaag naar de bodem wordt gekeken.
Dat is het aanvechten van een techniekvisie, die toch al geen brede erkenning heeft, door te kiezen voor de weg van de minste weerstand.
Zwemmen: leren op de juiste plaats
Deze februari maand is het precies 56 jaar geleden dat ik startte als trainer / coach.
Mijn belangrijkste bijdragen zijn vastgelegd in de boeken en films “Techniekoefeningen in Woord en Beeld” waarbij duizenden techniekoefeningen worden genoemd / vertoond.
In al die jaren heb ik mogen / kunnen bijdragen aan een enorme hoeveelheid sportieve successen met een goede techniek als uitgangspunt.
Nog altijd ben ik in het KNZB zwembad op het KNVB Sportcentrum te Zeist actief.
Steeds ligt het accent op het technisch verantwoord zwemmen met de nadruk op de positie.
Iedereen is welkom ongeacht leeftijd en niveau maar wel met de ambitie om zichzelf te willen verbeteren.
Meer informatie over de trainingen vind je hier.