“Ik baal, maar ben blij dat ik gestopt ben. Dit ging nergens meer over en het heeft dan geen zin jezelf de vernieling in te lopen. Daar is het te ver voor.” Irene Kinnegim begon maandag voortvarend aan een gigantische uitdaging: het lopen van het Pieterpad. 498 kilometer van Pieterburen in Groningen naar de Sint Pietersberg in Limburg. De eerste dag ging Kinnegim goed af, ze liep 134 kilometer, pakte een aantal uur rust in de nacht en begon vanmorgen vol energie aan de tweede etappe. Al begon ook de tweede dag goed, speelde er na enkele kilometers een vervelende pijn op in haar linker quadriceps. 

“Daar was helaas niets aan te doen”, vertelt de teleurgestelde Kinnegim net nadat ze uit de trein stapt onderweg terug naar huis. “Toen ik de pijn kreeg, dacht ik nog een tijdje dat het wel weg zou trekken. Soms heb je wel eens pijntjes en gaat het vanzelf weer weg. Maar in dit geval was dat niet zo; het werd zelfs alleen maar erger.” 

Een paar atleten die een gedeelte bij Kinnegim aansloten, overtuigden haar om het te blijven proberen, desnoods wandelend. “Dan ga je scenario’s doorrekenen. Maar met wandelen kreeg ik ook steeds meer pijn. En ik werd stijf, doordat ik het koud kreeg. Van wandelen krijg je ook weer andere pijntjes, want ik ben ook gewoon geen wandelaar. Toen dacht ik wel ‘waar ben ik mee bezig’.” Volgens Kinnegim’s berekeningen zou ze ook wandelend nog binnen de 100 uur het Pieterpad af kunnen leggen. Even hield ze vast aan dat bijgestelde doel, maar toen ook wandelen er niet in bleek te zitten, liet ze het varen. 

‘Een soort ontkenningsfase’

“Wandelen gaat ook gewoon niet snel. Als je rent, heb je nog het idee dat je vooruit gaat, maar wandelen is zo langzaam én het deed dus ook pijn. Op een gegeven moment deed een stoeprand op en af stappen al pijn. Maar eerst zit je nog in een soort ontkenningsfase.” 

Onverwacht bezoek

Toen de ultra-atlete ergens alleen op een afgelegen weg liep, hakte ze de knoop door: het ging gewoon niet meer. “Ergens tussen Holten en Laren liep ik op een verlaten landweggetje en daar stond een auto met een bordje. Ik kwam dichterbij en zag dat er op stond ‘keep on going’. Ik kende de man niet en hij mij tot gisteren ook niet, maar hij had via een hardloopvriend gehoord wat ik aan het doen was en was even komen kijken; heel toevallig en grappig. Op dat punt was ik net aan het berekenen dat ik nog een uur of drie moest tot het eerste NS-station, maar toen stond hij daar dus en voor ik het wist zat ik in de auto onderweg naar Deventer.”

‘Dan moet je realistisch zijn’

De blessure was simpelweg te hardnekkig, dat voelde Kinnegim aan alles. “Ik merkte dat er écht iets mis was en dat het morgen niet weg zou zijn. Dan moet je realistisch zijn. Ik had liever doorgelopen, maar dan wel op een normale manier en niet koste wat kost.” Dat het een blessure was die roet in het eten gooide, frustreert natuurlijk wel, zeker omdat Kinnegim zich verder nog heel fit voelde: “Het ging eigenlijk juist heel makkelijk verder. Ik ben niet eens echt heel moe. Vermoeidheidspijntjes zijn natuurlijk wel normaal, dat hoort erbij als je zo lang loopt…maar dit was anders.” Ondanks alles kijkt Kinnegim ook positief terug op deze bijzondere uitdaging: “Het was een mooi avontuur en ik heb ervan genoten, op de pijn na.” 

‘Wie weet…’

Wellicht zien we Kinnegim zich ooit nog eens aan het Pieterpad wagen. “Wie weet”, antwoordt ze als we haar ernaar vragen. “Het mooiste deel heb ik wel gemist, want vanuit Groningen is het alleen maar asfalt en rechtdoor. Dat is eigenlijk niet het meest charmante stuk. Het is zeker wel zo dat ik denk ‘wie weet komt er nog een volgende keer’.”