Toen 3athlon eind vorig jaar een publicatie plaatste waaruit bleek dat de Nederlandse Triathlon Bond uit naam van Technisch Directeur Adrie Berk onrechtmatig A-statussen aan atleten verleende – en daarmee een stipendium ofwel een topsportinkomen – ontkende de NTB dat openlijk op eigen website en in landelijke media. In persoonlijke gesprekken met 3athlon werd dit ook ontkend en daarnaast was er een aantal – nu nog aan het NTC verbonden – atleten dat 3athlon bedreigde omtrent de publicatie van het artikel. Het onderzoeksrapport van bureau Unravelling – dat vandaag verscheen – toont echter aan dat de situatie als door 3athlon geschetst, klopt. Atleten kregen op basis van volledige willekeur A-statussen van Berk en droegen daarvoor (delen van) hun inkomen af. Algemeen Directeur Rembert Groenman en ook het bondsbestuur was op de hoogte van deze regeling. In het rapport staat het volgende:

De technisch directeur had jaarlijks twee statussen voor reserve-atleten te vergeven: één voor een mannelijke en één voor een vrouwelijke atleet. Bij de mannen was er steeds één atleet die op grond van (onduidelijke) subjectieve criteria door de technisch directeur als reserve-atleet werd voorgedragen voor een A-status. Bij de vrouwen waren er veelal twee kandidaten die goed scoorden op de subjectieve criteria. Dit maakte dat de technisch directeur voor een dilemma stond. De oplossing die hij koos, duidde hij aan als “in overleg met twee sporters het stipendium delen gedurende een jaar.” In sommige gevallen was inderdaad sprake van een situatie waarbij twee atleten ervan op de hoogte waren dat één van hen formeel de A-status zou krijgen en dat de andere atleet zou meeprofiteren van het daaraan verbonden stipendium. In meerdere gevallen was echter ook sprake van één atleet die een deel van het stipendium moest afdragen aan de NTB, waarna de NTB het geld naar eigen zeggen inzette ten goede van meerdere andere atleten. Het was de atleet met het stipendium niet altijd bekend welke andere atleten profiteerden van die afdracht en in welke mate. Dit was niet transparant en niet traceerbaar.

De argumentatie van de technisch directeur voor waarom de reserve-atleten wat hem betreft niet van het volledige stipendium konden profiteren, was dat een reserve-atleet geen eigen prestatie had geleverd op grond waarvan hij of zij recht had op een (volledig) stipendium. Dit gaf de technisch directeur in zijn optiek het recht om de reserve-atleet voor te dragen voor een A-status onder voorwaarde dat deze een deel van het stipendium zou afdragen aan de NTB. In aansluiting daarop wilde de technisch directeur dat meer atleten in het topsportprogramma zouden profiteren van de gelden van het stipendium. Alle atleten die op grond van hun positie als reserve een A-status kregen, moesten een deel van hun stipendium afdragen aan de NTB, zodat de NTB daarmee andere atleten kon ondersteunen

In alle gevallen vroeg de technisch directeur vooraf aan de atleten of zij akkoord gingen met de beoogde constructie. De betrokken atleten waren er veelal in eerste instantie blij mee en gingen akkoord omdat zij er financieel op vooruitgingen. Voor vrijwel alle atleten ging het vanuit hun perspectief om veel geld en betekende het dat ze minder hoefden te lenen of minder hoefden te werken. Ook gaf een A-status een atleet in figuurlijke zin status. De technisch directeur legde de onderlinge afspraken vast in e-mails en vroeg de atleten deze via e-mail te bevestigen. Atleten vertellen daar over:

Atleet: “Ik mocht deze constructie tegen niemand vertellen, omdat de NTB niet wilde dat anderen lastige vragen gingen stellen.”

Atleet: “Ik mocht tegen niemand vertellen dat ik mijn A-status als het ware moest delen.”

Atleet: “Naar mijn weten, mocht ik het feit dat ik mijn reserve A-status moest delen niet aan de grote klok hangen. Niet dat het écht geheim was, maar ik moest het wel een beetje stilhouden.”

Atleet: “Het is niet expliciet gezegd dat ik niets over mijn A-status mocht zeggen, maar het was niet de bedoeling om het erover te hebben.”

De administratieve uitwerking was kort samengevat als volgt: de reserve-atleet met de A-status ontving maandelijks een factuur van de NTB. De factuur had een fictieve omschrijving zoals ‘Eigen bijdrage training en wedstrijdprogramma Olympische Triathlon’ of ‘Bijdrage training en wedstrijdprogramma’. De NTB bevestigt dat de factuur niet daadwerkelijk voor zo’n bijdrage was, maar uitsluitend bedoeld was om het geld van het stipendium te (her)verdelen onder een of meerdere andere atleten.

Het was de atleten duidelijk dat het betalen van de factuur een voorwaarde was voor het verkrijgen van de A-status als reserve-atleet.

Atleet: “Ik ben niet tegen de regeling ingegaan. Als ik het geld niet wilde terugbetalen, ging de A-status wel naar iemand die dit wel wilde doen.”

De hoogte van de bedragen die de atleten moesten afdragen varieerde in de regel van € 300,- tot € 750,- per maand. Met dit laatste bedrag droeg een atleet de helft van het stipendium af aan de NTB. In één jaar was er ook sprake van een atleet die het volledige stipendium afdroeg aan de NTB. De technisch directeur had een eigen grondslag voor de bepaling van de bedragen. De grondslag en de bedragen lagen niet vast in de topsportovereenkomst tussen de atleet en de NTB of in het daaraan verbonden Faciliteitenplan (dat onder meer alle eigen bijdragen van de atleten vastlegt). De NTB heeft in zijn reglementen of werkwijzen vrijwel niets vastgelegd over de A-status van de reserves.

De Belastingdienst beschouwt het stipendium fiscaal gezien als loon. Gezien de opzet van de A-status en de communicatie daarover door NOC*NSF en het Fonds voor de Topsporter gaat de Belastingdienst ervan uit dat de atleet het volledige stipendium tot zijn beschikking heeft. Dit maakt dat sommige atleten geen recht (meer) hebben op huurtoeslag en zorgtoeslag. Het wegvallen van deze toeslagen was een negatieve fiscale consequentie voor deze atleten. De technisch directeur had dit op voorhand niet goed onderzocht en had de atleten niet behoed voor deze negatieve fiscale gevolgen. Wel had hij voor zover bekend, toen deze gevolgen duidelijk werden, de betrokken atleten achteraf gecompenseerd. Het is echter niet inzichtelijk of de atleten volledig zijn gecompenseerd.

Binnen de NTB waren de algemeen directeur, de technisch directeur en meerdere stafleden op de hoogte van deze werkwijze. Ook het bestuur van de NTB wist ervan. De informatievoorziening richting de Triathlonraad was op onderdelen onvolledig en onjuist. Zo werd ten onrechte aangeduid dat de procedure sinds 2017 werd toegepast (in plaats van sinds 2015), dat de procedure transparant was en volgens de NTB-reglementen was toegepast (in plaats van ondoorzichtig en niet vastgelegd). Er werden binnen de NTB geen kritische vragen gesteld over de rechtmatigheid en er vond geen controle plaats.

NOC*NSF was op de hoogte van het ‘delen van de A-status’ onder twee atleten door de NTB en kon zich vinden in de gedachte erachter. NOC*NSF liet het aan de NTB om de werkwijze in de praktijk uit te werken en zag het niet als haar taak om die uitwerking te controleren. NOC*NSF was echter niet op de hoogte dat het bedrag van het stipendium ook gedeeld werd met meer dan twee atleten.

Bevindingen

Alle reserve-atleten met een A-status hebben jarenlang bedragen tot de helft van hun stipendium afgedragen aan de NTB, terwijl daar geen grondslag voor was. Een atleet droeg gedurende een jaar zijn hele stipendium af aan de NTB. De essentie van de A-status is dat het daaraan verbonden stipendium en de kostenvergoeding een individuele atleet in staat stellen zich volledig op de sport te richten. De A-status wordt door NOC*NSF toegekend aan een individuele atleet. Het is niet de bedoeling dat een A-status wordt gedeeld. Het stipendium is ongeveer zoveel als het minimumloon en als het moet worden gedeeld, is het resterende bedrag dus niet voldoende voor een atleet om zich daarmee volledig op de sport te kunnen richten. Kort gezegd: door het laten ‘delen’ van de A-status doet de NTB geen recht aan de essentie van de A-status.

De NTB heeft zijn eigen (financiële) belang van het binnenhalen van A-statussen en het naar eigen inzicht herverdelen van de stipendia voorop gesteld. De NTB had er belang bij om zoveel mogelijk beschikbare A-statussen binnen te halen. Dit vanuit het streven om het topsportprogramma van de triathlon zo goed mogelijk te ondersteunen. Het was een belang in brede zin, maar ook een belang met een financieel component. De technisch directeur had het mandaat om reserve-atleten voor te dragen voor een A-status en verkeerde daarmee in een machtspositie. Het inzetten van het argument dat de reserve-atleten door het ontbreken van een eigen prestatie geen recht hadden op een volledig stipendium in combinatie met het inspelen op de kwetsbare financiële positie van jonge atleten, is te zien als machtsmisbruik.

De werkwijze om meerdere atleten te laten profiteren van één A-status was niet transparant, administratief onjuist en leidde voor sommige atleten tot fiscale problemen. De bedragen van de afdracht zijn niet terug te vinden in overeenkomsten of richtlijnen van de NTB. De factuur van de NTB had geen grondslag in een daadwerkelijke dienst die de NTB aan de reserve-atleet leverde en is die zin te zien als een onjuiste factuur. Deze administratieve werkwijze staat op gespannen voet met wet- en regelgeving. Sommige atleten ervoeren ten slotte negatieve fiscale consequenties doordat ze – zonder dat ze zich dat realiseerden – geen recht (meer) hadden op huurtoeslag en zorgtoeslag.