Het onderzoeksrapport van bureau Unravelling – dat zojuist is verschenen en duidelijkheid geeft over de situatie op het NTC in de periode 2007-2021 – telt maar liefst 121 pagina’s en is vernietigend. De conclusies zijn enerzijds duidelijk en anderzijds bikkelhard. Atleten waren inderdaad onveilig op het Nationaal Triathlon Trainingscentrum, werden niet of onvoldoende begeleid, er was sprake van pesterijen onderling en ook vanuit de staf, én atleten vertrokken meer dan eens eenzaam, depressief en met eetproblematiek. Daarnaast blijkt het verhaal dat 3athlon eerder bracht – namelijk dat de NTB onrechtmatig A-statussen aan atleten verschafte voor eigen financieel gewin – correct.

De NTB maakt nu excuses en gaat in gesprek met slachtoffers over compensatie. De conclusies van het rapport luiden als volgt:

Er was sprake van een groepsdynamiek waarin zich groepsvorming, uitsluiting, roddelen en pestgedrag voordeden binnen het NTC, zowel in het recente als in het verdere verleden. Sommige atleten hadden hier meer mee te maken en anderen minder. Niet alleen atleten onderling, maar ook stafleden droegen hier in meer of mindere mate aan bij.

Tegelijkertijd is er sprake van een fundamenteel verschil van inzicht tussen atleten onderling, maar ook tussen stafleden. Sommige atleten en stafleden kunnen zich niet in (al) deze bevindingen vinden en voel(d)en zich sociaal veilig.

De NTB spoorde jonge atleten aan om in het NTC te komen trainen en wonen, terwijl sommigen daar qua leeftijd en ontwikkeling nog niet klaar voor waren. Daarmee nam de NTB een grote verantwoordelijkheid op zijn schouders, waar hij vervolgens onvoldoende invulling aan gaf. Vaak gingen atleten (voor het eerst) op zichzelf wonen in een omgeving ver weg van thuis, met concurrenten en weinig afleiding van de topsport. De woonsituatie heeft bij meerdere atleten geleid tot gevoelens van diepe eenzaamheid. De NTB ondersteunde atleten onvoldoende in hun holistische ontwikkeling. Studeren (op een hoog niveau) werd afgeraden en bekritiseerd. Hierdoor pasten meerdere atleten hun studiekeuze aan of stopten zij (tijdelijk) met studeren.

Binnen het NTC was er sprake van een groepsdynamiek waarin zich groepsvorming, uitsluiting, roddelen en pestgedrag voordeden. Atleten hebben te maken gehad met grensoverschrijdend gedrag waaronder pesten, emotionele mishandeling, zich aangezet voelen tot gewichtsverlies en zich aangezet voelen tot overmatig trainen. De ervaringen hebben grote impact op atleten (gehad). Atleten waren eenzaam en verlieten ongelukkig het programma, soms met zware mentale en/of fysieke problemen, zoals eetproblematiek, depressieve gevoelens en overtraindheid. Door inadequaat handelen door en/of nalaten van de staf en de directie, zijn deze klachten ontstaan of verergerd. Situaties en ervaringen verschilden per periode en per atleet.

De genoemde problematiek werd eerder gesignaleerd en bekritiseerd. Binnen de directie en de staf heerste een cultuur van ‘wij weten het beter dan zij’, waardoor signalen van anderen niet werden opgepakt of bewust werden weggewuifd. Opvolging van signalen bleef dan ook uit. Atleten ervoeren drempels om een (formele) klacht in te dienen of een melding van voorvallen te doen. Er bestond een vrees voor repercussies, daar de NTB (mede)bepalend is in de kwalificatie van atleten voor selecties, trainingsstages en wedstrijden. Ook de eerder genoemde negatieve groepsdynamiek binnen de atletengroep speelde hierin een rol.

De sociale begeleiding van de staf schoot tekort. Een deel van de staf handelde niet adequaat bij roddelen, buitensluiting en pestgedrag. In sommige gevallen was de bondscoach zelf onderdeel van een roddelende groep, hetgeen bijdroeg aan het ontstaan en/of het in stand houden van een negatieve groepsdynamiek. Mede door het ontbreken van een sociale antenne zagen sommige stafleden signalen van eenzaamheid, depressiviteit, blessures en overtraindheid over het hoofd. Verder speelde een rol dat sommige stafleden al voor lange tijd dezelfde functie vervulden en er sprake was van nauwe verbondenheid bij de staf/directie door familie- en/of vriendschapsbanden. Bij een deel van de atleten en staf riep dat een drempel op om tegenspraak te uiten waardoor er sprake was van weinig kritisch tegengeluid binnen de staf en directie. De interne functiebeoordelingssystematiek was summier en niet ingericht op frequente evaluatie en bijsturing van stafleden.

Ook de trainingstechnische begeleiding was volgens meerdere atleten en stafleden niet op ‘het hoogste niveau’, dat de NTB nastreeft. De trainingen waren vaak niet toegesneden op het individu en er was weinig oog voor kritische verbetersuggesties.

Het criteriabeleid dat de NTB hanteerde in het topsportprogramma hangt nauw samen met de (financiële) kansen en mogelijkheden die atleten krijgen. Door veelvuldig toepassen van subjectieve criteria ontstond bij veel atleten onduidelijkheid over het criteriabeleid. De een leek meer kansen te krijgen dan de ander, hetgeen leidt tot wantrouwen, onvrede, teleurstelling, discussie en ongenoegen tussen atleten onderling. Dat het criteriabeleid voor veel atleten als onvoldoende duidelijk, controleerbaar en eerlijk werd ervaren, droeg niet bij aan een positief klimaat voor leren en verbeteren. De toepassing van subjectieve criteria wekt de indruk dat niet altijd het belang van de individuele atleet, maar het belang van de groep of de NTB als bond voorop stond.

Dat is ook zichtbaar bij de toepassing van de (in)formele regels rondom de A-statussen van reserve atleten. Zes atleten kregen in de periode 2015 tot en met 2021 een A-status omdat ze daar als reserve- atleet voor de Mixed Team Relay – op grond van de teamprestatie – voor in aanmerking kwamen. Op aangeven van de technisch directeur, droegen deze (reserve-)atleten een deel van hun stipendium af aan de NTB teneinde de stipendiumgelden van een individuele atleet in te zetten voor (meerdere) andere atleten. Door het laten ‘delen’ van de A-status met een of meerdere atleten deed de NTB geen recht aan de essentie van de A-status, namelijk dat deze een individuele atleet in staat stelt zich volledig op de sport te richten. De NTB heeft zijn eigen (financiële) belang hierin voorop gesteld. De technisch directeur zette het argument in dat de reserve-atleten geen recht hadden op een A-status met volledig stipendium door het ontbreken van een eigen prestatie die voldeed aan de prestatienorm. Dat in combinatie met het inspelen op de kwetsbare financiële positie van jonge atleten, is te zien als een vorm van machtsmisbruik. De werkwijze om meerdere atleten te laten profiteren van één A-status was niet transparant, administratief onjuist (door het gebruik van onjuiste facturen) en leidde voor sommige atleten tot fiscale problemen. NOC*NSF was op hoofdlijnen op de hoogte van deze werkwijze, stelde geen kritische vragen en heeft deze werkwijze gedoogd.

Het bestuur van de NTB stond op (te) grote afstand van het topsportprogramma om eventuele tekortkomingen te signaleren. Eventuele signalen bereikten alleen via het filter van respectievelijk de technisch directeur en de algemeen directeur, het bestuur. Er was sprake van een disbalans tussen enerzijds de directie (en enkele stafleden) en anderzijds het bestuur, de atleten en NOC*NSF. De directie was overtuigd van de juistheid van haar eigen visie en stond daarmee niet meer open voor kritische signalen van (jonge) atleten in het topsportprogramma, van hun ouders en van stafleden. Het ontbrak aan doeltreffende tegenkracht. De Triathlonraad en atletencommissie trachtten invulling te geven aan die rol, maar werden daar onvoldoende voor in positie gebracht. NOC*NSF had ook een monitorende en bijsturende rol, maar legde nadruk op het realiseren van prestaties. Daarbij had NOC*NSF weinig oog voor het welbevinden van individuele atleten.