Voor de rubriek ‘Maya Kingma richting de Olympische Spelen‘ voelden we Kingma – die recent aankondigde officieel gekwalificeerd te zijn voor de Spelen – flink aan de tand via twaalf interessante stellingen over trainen, racen, het rondkomen als triatleet en eetgewoontes. De atlete legt uitgebreid uit waarom ze het eens of oneens is met de stellingen. In dit tweede deel vind je de antwoorden op de laatste zes stellingen. De eerste zes stellingen vind je hier.

Stelling: Als triatleet moet je vooral veel kilometers maken in elke sport 

“Eens, maar je moet natuurlijk eerst wel je techniek super goed op orde hebben. Als de basis in orde is, dan is dat wat je moet doen. Vooral door heel veel rustige uren te maken. Maar met zwemmen heeft het bijvoorbeeld dus geen nut om veel kilometers te maken als je niet weet hoe je de borstcrawl moet zwemmen.” 

Stelling: Voor een wedstrijd heb ik het liefst dat iedereen mij met rust laat en sluit ik me volledig af van social media

“Nee. Sterker nog, ik heb voor mezelf geleerd dat ik juist contacten moet opzoeken voor een wedstrijd. Niet via social media per se – daar haal ik niet veel uit en zie ik niet veel in – maar voor de wedstrijd moet ik gewoon kletsen met atleten en er helemaal bij zijn. Ik vind het ook heel fijn en leuk om voor een wedstrijd een beetje wedstrijdsfeer te proeven. In Hamburg drie jaar terug, zouden we het parcours niet gaan verkennen, omdat het onveranderd was. Maar ik vind dat je dat altijd moet doen als het kan en ik wil ook even naar de ‘venue’. Ik ga ook wel eens tijdens het loslopen langs de ‘venue’ om de wedstrijdsfeer te proeven. Ik wil juist dicht bij de wedstrijd zijn en ik sluit mij niet af.” 

Stelling: Het mooiste aan mijn werk als triatleet is dat ik de hele wereld zie

“Oneens. Je kan nog beter gaan reizen. Ik zie echt niet heel erg veel van de wereld. Zeker in het verleden had ik vaak ook de financiën niet om buiten de wedstrijdlocatie, de stad en natuur te bezoeken. Toen ik voor het eerst naar een WK ging – dat was in Nieuw-Zeeland – had ik nog bijna nooit gevlogen. Ik heb vrijwel niets van Nieuw-Zeeland gezien. Ik heb alleen Auckland gezien, de stad, maar of je dan kunt zeggen dat je de wereld ziet? Het voelt bijvoorbeeld niet alsof je een backpacker bent. Je komt op veel plekken, maar je ziet eigenlijk niets. Dat is dus zeker niet het onderdeel waarvan ik denk ‘ik ben blij dat het bij de sport hoort’. Ik kan me voorstellen dat als je de financiën wél hebt en als je kan zeggen ‘we blijven nog een weekje na de wedstrijd’, dat het leuk is. Maar nu hoort dat er voor mij niet bij.” Het enige wat dan nog een beetje als een ‘vakantie’ voelt is Bermuda: “Want dat is gewoon heel mooi en ook niet zo groot. Dus als je een rondje gaat fietsen voor de wedstrijd zie je Bermuda al. Maar ik zou daar ook wel een dagje aan het strand willen liggen of een boswandeling doen, maar dat kan niet. Eigenlijk nooit….Want voor een wedstrijd ben je bezig met de wedstrijd en daarna ga je vaak snel weer naar huis. Wel ontmoet je natuurlijk wat mensen daar en krijg je iets mee van de cultuur.” 

Stelling: Van mijn slechtste wedstrijden leer ik het meeste

“Nee. Ik denk dat ik eigenlijk van slechte wedstrijden helemaal niets leer. Als ik écht een slechte wedstrijd heb gehad – de Grand Final in Lausanne van twee jaar geleden bijvoorbeeld – leer ik er helemaal niets van. Meestal als een race zo slecht is, is er iets aan de hand en heb je pech, een probleem met de fiets of – zoals in dit geval – stond ik aan de start met een blessure. Dan ben je dus niet meer in ‘control’. Ik denk dat je pas wat kunt leren als je keuzes kunt maken. Dan leer je of je de goede keuzes hebt gemaakt. Als je alleen maar afziet en het wiel probeert te houden, heb je geen keus meer. Daar leer je dus eigenlijk niets van. Ik denk dat als ik kijk naar de afgelopen twee jaar, ik het meest leerde van Karlovy Vary en Hamburg. Ik heb nog nooit gewonnen en dat moet ik leren. Met een slechte race kom ik niet eens in de buurt van leren hoe je een wedstrijd wint. Dus als ik voor het podium mee doe in Karlovy Vary of Hamburg, leer ik daarvan. Dingen als: wanneer ga ik precies aanzetten op de fiets en je hele positionering in de race. Dat zijn keuzes die je pas kunt maken als je goed bent. Het enige wat je van een slechte wedstrijd misschien kunt leren, is dat je door moet blijven zetten. Maar dat heeft nog nooit iemand mij hoeven leren. Als ik dat al heb moeten leren, heb ik dat vijftien jaar geleden al wel geleerd.” 

Stelling: Ik vind het makkelijker en overzichtelijker om een sportief doel voor de korte termijn te hebben, dan me te richten op de langere termijn.

“Nee, ik denk dat ik toch beter werk met een langetermijndoel, maar dat is ook omdat ik eigenlijk niet met doelen werk. Ik wil natuurlijk dat er wedstrijden zijn en hoop dat die er snel weer komen, dan is dat een doel. Maar als de Spelen bijvoorbeeld niet doorgaan, is dat super jammer, maar is het niet alsof mijn doel weg is. Ik wil gewoon goed sporten en mijn zwemmen, fietsen en lopen verbeteren. Dus dat is denk ik mijn langetermijndoel. Dat gaat door zolang ik mezelf kan verbeteren. Daarbij horen wel kleine tussendoelen: zware trainingen bijvoorbeeld, maar dat is een één-dags-doel, daar ben ik niet weken mee bezig.” 

Stelling: Hoe korter de afstand, hoe spannender de wedstrijd.

“Oneens. Ik denk dat er een hele mooie balans is tussen kort en lang, die bepaalt hoe spannend het is. Op het moment dat er wedstrijden zijn waarin je tactiek kunt toepassen, het spannender wordt omdat er meer kan gebeuren. In een triathlon hang dat voor ons op de OD, omdat het veld dan nét wel of nét niet uit elkaar wordt getrokken met zwemmen. Op de fiets komen ze dan nét wel of nét niet weg. Als je bijvoorbeeld maar vijf minuten moet fietsen, gaat iedereen zo hard als hij of zij kan. Dan kun je geen gaten meer dichtrijden of denken ‘ik moet sparen’. Op de korte afstand vallen de tactieken dus weg. En op een Long Distance vallen die ook grotendeels weg, want dan moet je jezelf pacen; dan kun je niet denken ‘ik ga vijf kilometer zó hard lopen dat iedereen bang wordt’. Met die extreem korte races, zoals het ‘Eliminator’ format van Super League Triathlon, is het eigenlijk minder spannend. Je weet dat als Vincent Luis niet wint, het komt door – bijvoorbeeld – een wisselfout. Ik denk dat je daarin minder spel hebt. Op een Sprint Distance gebeurt soms wel iets, maar meestal blijft alles tot het lopen bij elkaar en wordt het één lange sprint.”